NEDERLANDSE REACTIES Omdat de industriële revolutie in Nederland tamelijk laat plaatsvond, vond ook de overschakeling naar moderne distributiemethoden laat plaats (net als in Duitsland, Zwitserland en Scandinavië). Het leek er zelfs op dat Nederlanders een afkeer van die methoden hadden, want nagenoeg alle initiatieven op dit vlak werden door bui- Delhaize met eigen fabricage, zodat ook de marge van de producent naar de klan ten kon toekomen.26 Een andere beroemde pionier was de Ier Thomas Lipton uit Glasgow, die tot de vondst kwam om zijn thee, net zoals kruideniers van standing deden, onder eigen naam te verkopen, maar dan aan de massa. Lipton opende zijn eerste levens middelenwinkel in 1871 en werd al snel ‘the king of dairy provision trades’ genoemd. Het bijzondere aan Lipton was dat zijn winkels voornamelijk in volkswijken lagen en onberispelijk schoon waren: de bedienden droegen er witte jassen en schorten. Het heette dat Lipton de eerste was die de werkende stand als een belangrijke marktpartij had gezien en haar daadwerkelijk naar zijn winkels wist toe te halen.27 Met deze voorbeelden bij de hand kon de distributierevolutie van start gaan. De ideeën van het warenhuis, de coöperatie en het filiaalbedrijf zouden overal in Europa en Amerika ingang vinden, maar van meer gewicht was dat alvast een klein aantal lieden had ontdekt dat de detailhandel een eigen functie bezat en naar eigen economische wetten luisterde. De meest wezenlijke vernieuwing die had plaats gevonden was: een kleine winst bij een grote omzet. Op basis hiervan kon een steeds grotere groep consumenten van artikelen worden voorzien en ontwikkelde zich een volledig andere verkooppolitiek. Reclame, in de meest uitgebreide zin van het woord, was daarvan het kenmerk, hoewel het idee dat iemand reclame voor zichzelf maakte en dus niet steunde op een gevestigde reputatie, toen nog door velen werd uitgelegd als een teken dat het bankroet onherroepelijk naderde.28 Om klanten te binden, begonnen winkels bovendien boodschappen aan huis te bezorgen en werden middelen bedacht als loterijen en zegeltjesverkoop. Ook typisch waren de lokartikelen: alleen de moderne detaillist veroorloofde het zich artikelen onder de kostprijs aan te bieden, in de hoop dat zijn klanten, een maal binnen, tot andere aanschaffingen geneigd bleken. Dat de winkelstand aan zijn definitieve emancipatie begonnen was, werd andermaal duidelijk uit verschijn selen als periodieke opruiming en uitverkoop. Voor een ouderwetse winkelier, die niet op omzet maar op winst bedacht was, waren beide ondenkbaar; zijn progres sieve collega daarentegen maakte slechts een eenvoudig rekensommetje... 32

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 37