Intussen bleef ‘Au Bon Marché’ vooral bestemd voor de uitdijende middenklasse. In Engeland was in 1844 in een achterbuurt van het plaatsje Rochdale door achten twintig arme wevers de ‘Rochdale Pioneer Society’ opgericht, die een winkel dreef ten behoeve van haar leden. Deze ‘Vereniging der rechtvaardige pioniers van ander: nog in hetzelfde tijdvak manifesteerden zich ‘kortingartikelen’, zoals blijkt uit de naam van een van de ‘magasins’ uit die periode: ‘Le Pauvre Diable’ (‘De Arme Duivel’). Rond 1830 werden deze principes - parallellisatie, vrij entree, vaste prijzen en kortingen - geïntegreerd in grote, rommelige bazaars, die allerhande gebruiksar tikelen aanboden. Deze bazaars voerden weer een ander principe in: contante be taling. Dit was gericht tegen het op rekening kopen en poffen, waarmee veel detaillisten hun klanten aan zich probeerden te binden (hoewel dat renteverlies voor henzelf opleverde en door sommige klanten als een uitnodiging tot ongelimi teerde aankopen werd opgevat). Hier tegenover stond dat de bazaars relatief voor delig waren, omdat zij hun spullen bij de bron inkochten en de tussenhandel oversloegen. Een volgende stap werd gezet door de beroemde Aristide Boucicaut, die zich in 1852 associeerde met de eigenaar van Au Bon Marché, een eenvoudig zaakje in fournituren en dameskleding. Au Bon Marché (‘goedkoop’) hanteerde een zelf de prijzenpolitiek als de bazaars, maar Boucicaut wilde de kant op van een echte modewinkel. Hij begon zijn assortiment uit te breiden en verbeterde zijn service. Hij introduceerde het recht om artikelen te ruilen, hij deelde aan het publiek bon bons, bloemen en balonnen uit en stimuleerde zijn personeel via provisie en winst- deling tot onderlinge wedijver. Nadat hij zijn partner had uitgekocht opende Boucicaut in 1869 onder de oude firmanaam het eerste echte warenhuis ter wereld: een kolos van vijf verdiepingen onder een feeërieke gietijzeren kap. In deze ‘kathe draal voor een volk van klanten’, zoals Emile Zola opmerkte, was de uitstalling van de artikelen tot een kunst verheven. Er werden exposities en speciale actieweken t gehouden en men kon er desgewenst eten of een boek in een bibliotheek lezen. Hoewel onmiskenbaar luxe - Au Bon Marché werd zelfs een toeristische trekpleis ter - bleef Boucicaut trouw aan zijn oude bazaarpolitiek: hij nam genoegen met een marge van ongeveer dertien procent, terwijl de meeste detailhandelaren toen op veertig a vijftig procent zaten. Boucicaut echter had het winstidee omgedraaid: hij probeerde niet met een kleine omzet een grote winst te maken, maar met een grote omzet een kleine winst.23 In wezen was dit hetzelfde principe waarmee de massa- industrie zou gaan werken, en men kan dan ook gerust stellen dat Boucicaut dege ne is geweest die deze industrie een handelsbasis heeft gegeven. 30 M

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 35