I 341 NOTEN 46 1 11 12 44 45 13 14 15 16 35 36 37 38 39 40 41 42 43 2 3 4 5 6 7 8 9 10 I Martin Lederman, The public customers club advertising and the market in the seventies. New York 1971. Archief Koninklijke Ahold. Jaarverslag Ahold 1974. Dreesmann 1977. Dreesmann 1963, biz. 596. Bijvoorbeeld: Kruiderink, biz. 8. Kruiderink zag ook het oneigenlijke van de term discount in: “Discount is geen systeem. Discount suggereert de consument dat lage prijzen het gevolg zijn van het elimineren van kostenverhogende factoren zonder dat die factoren werkelijk worden uitgeschakeld.’ blz. 32 - 33. Algemene gegevens voor het navolgende uit: Discounting in de detailhandel in levensmiddelen. Flitsen, januari 1971. Mondelinge mededeling dr. A. Heijn. AllerHande, maart 1967; Flitsen, november 1971. Van der Zee, blz. 248. Albert Heijn dwong met name Heineken tot adviesprijzen door diens bier uit een groot aantal filialen te weren. Jacobs Maas, blz. 147. Gegevens uit: Strategie Plan Albert Heijn NV. August 1969 McKinsey Company. Het marktaandeel- cijfer is gecorrigeerd door de afdeling Marketing Research Ahold, in de persoon van Bert van der Herberg. McKinsey ging zelf uit van 16,5 procent, maar dat was op basis van een telling onder louter kruideniers in plaats van de hele levensmiddelenbranche. Voor het navolgende: Consument, Onderneming en Overheid, waarin ‘Albert Heijn: consumentisme en marketing-beleid’, door mr Olga van der Poel. Idé, september 1973. AllerHande, januari t967. Flitsen, mei 1973. Flitsen, mei t968, maart t97t, oktober 1972. Elsevier’s Magazine, 1 september 1962. Het Vrije Volk, 19 oktober 1962. Hengelosch Dagblad, 12 september 1962. Het Vrije Volk, 13 september 1962. Dit werd versterkt doordat in september 1963 chequeboekjes van 26 gulden werden ingevoerd, zodat de klanten nog minder hoefden te sparen om de PMC-artikelen te kunnen kopen. Flitsen, maart 1990. Flitsen, juni 1967. Dossier PMC, historisch archief Albert Heijn; Flitsen ‘100’, mei 1987; mondelinge mededeling C. Govers. Deze (indicatieve) cijfers uit: Statistiek voor het Kruideniersbedrijf 1959; Van Niewenhuyzen; het Algemene Levensmiddelenbedrijf 1991. Los hiervan zou er in de loop der tijd nog een afvalrace plaats vinden onder bakkers (van 14.000 naar 8000), groentewinkels (van 16.000 naar 6500), melkzaken (van 12.000 naar 6000) en slagerijen (van 9000 naar 7000). Geciteerd bij Montijn, blz. 43. Zie: Van der Wolk. Nederland telt momenteel circa 2200 rijdende winkels, wat vooral een gevolg is van de extensieve bouwwijze en de uitdunning van het winkelpark. Over de ondergang van De Gruyter: Miellet; Van Bussel c.s.; Kriele. M.i. speelt hierin het leeftijdsaspect een cruciale rol. Gerrit en Jan Heijn waren respectievelijk uit 1895 en 18971 de belangrijkste figuren bij De Gruyter, Lodewijk, dr. Gerrit en mr Paul, uit 1900, 1902 en 1912. De dominante Gerrit Heijn was misschien meer dan zijn tegenvoeter Lodewijk de Gruyter een echte winkelman, maar hij wenste even zeer vast te houden aan de band tussen eigen produktie en verkoop. Bovendien had hij nooit zo radicaal gekozen voor de supermarkt, die immers jarenlang verliesgevend zou blijven. Op het moment dat het roer moest worden omgegooid, ging Gerrit met pensioen en kon Lodewijk op grond van zijn leeftijd nog een paar jaar blijven zitten. HOOFDSTUK 10

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 346