J 332 van 19 Samengesteld op basis 11 12 met de vermelding van deze drie voorbeelden de geschiedenis van de vroegste Nederlandse filiaalbedrij ven in kruidenierswaren nog nauwelijks uit de doeken is gedaan, leerde mij de Eindhovense onderzoe ker J. Spoorenberg, die in zijn woonplaats al twee andere bedrijven vond: Wed. A.A. Notten (1877 - 1957) met bijna twintig verkooppunten en de NV Nederlandsche Winkelvereeniging v/h L. Muller 8< Co, die in 1903 failliet ging met ongeveer 25 filialen en 600 depots in België en Duitsland. 38 AllerHande, maart 1962. 39 Albert Heijn 1887- 1947, blz. 171. 40 Idem, blz. 130. 41 ANP-bericht t.g.v. vijftigjarig bestaan Albert Heijn, archief Ahold. 42 Flitsen, mei 1962. 43 Albert Heijn 1887 - 1947, blz. 112 -113. 44 Flitsen, december 1955. HOOFDSTUK 2 1 Voor de economische geschiedenis van de Zaanstreek: zie de Encyclopedie van de Zaanstreek voor de sociale geschiedenis ervan: ‘t Hoen, die overigens wel een heftiger beeld geeft van die geschiedenis dan ik heb gedaan; ook: A. Heijn in Elsevier 12 juni 1971. 2 Mondelinge mededeling mevr. Gerda Heijn, mevr. Enny Hooijkaas-Heijn. 3 Flitsen ‘100’, mei 1987. 4 Deze gegevens uit: Ontvangsten filialen 1902 - 1910. 5 Mondelinge mededeling J.L. Legerstee. 6 A. Dral in Flitsen mei 1962. 7 Uit vergelijking prijscouranten Alkmaar (1896) en Meppel (1913). In 1919, bij de stand van 360 artikelen, oordeelde een waarnemer van De Gruyter: 'Albert Heijn voert over het algemeen betere artikelen dan de Unie Maatschappij en De Gruyter, zooals b.v. delicatessen en ‘comestibles’, en heeft daardoor in de grootere steden meer het betere publiek tot klant.’ Doss. P. de Gruyter Zn, 1911 - 1929. Unilever, Gemeente-archief Rotterdam. 8 Albert Heijn 1887-1947, blz. 178. 9 Idem, blz. 171 e.v. 10 Te distilleren uit: ‘Waar bestaan de administratieve werkzaamheden uit van een Winkeldief?’ Gedateerd op 1900, maar vermoedelijk pas uit 1920. Archief Albert Heijn. Prijscourant 1913. Waarschijnlijk begon de echte verdringingsmarkt in de kruideniersbranche pas in de jaren dertig. Zie hoofdstuk 4. 13 Nederlandsch Weekblad voor den Handel in Kruideniers- Grutters- en Koloniale Waren, 3 mei 1900. 14 De eerste vermelding van het verschijnsel filiaalbedrijf in Nederland in genoemd weekblad dateert 25 februari 1915. Een briefschrijver stelde toen voor een ‘klimmende filiaalbelasting’ in te voeren. 15 Weekblad als noot 13: 5 maart 1908. 16 Weekblad als noot 13: 3 november 1904; Van de Linde blz. 127 e.v. 17 Typeringen uit De Telegraaf, 25 februari 1972. 18 Hopman blz. 135 e.v. Hopman doet het overigens voorkomen alsof een beknelde positie a la die van Zijlstra eveneens de ontstaansreden voor andere filiaalbedrijven is geweest. Hij bezigt in dat verband zelfs de term struggle for life van ondernemers die ‘in een bepaalde economische evolutie dreigden uit geschakeld te worden’. Simon de Wit en Albert Heijn waren echter pure expansionisten, die juist profi teerden van de marktmogelijkheden. Hetzelfde geldt min of meer voor De Gruyter, die met zijn filialen een afzetkanaal voor zijn produktie kreeg. van: Prijscourant Van Amerongen, idem Albert Heijn, Miellet, brievenhoofd Zijlstra, prijscourant Simon de Wit. Archief Albert Heijn. 20 Van der Meulen blz. 52 e.v. Thee, vooral gedronken door dames in theesalets, had overigens wel een sta tusvol verleden en misschien bepaalde dat mede de voorsprong in consumptie tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw. Pas in de jaren zestig zou het gebruik van de duurdere koffie die van thee defini tief overstijgen.

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 337