324 MANA VOOR TSJECHIË Met era en ams had Ahold een antwoord op de effecten van de Europese eenwor ding in ontwikkelde landen. In groeimarkten behoorden joint ventures of volledige overnames nog tot de mogelijkheden. Een groeimarkt bij uitstek waren de landen achter het Ijzeren Gordijn. In 1988 was de Haarlemse wiskunde-lerares Magda Babeliowsky, zelf ooit gevlucht uit Tsjecho-Slowakije, bij Ahold gekomen met men sen van het staatswinkelbedrijf Pramen Ostrava, die geïnteresseerd waren in samen werking met een westerse keten.74 Alleen al op praktische gronden werd deze sug gestie verworpen, maar nog geen jaar later scheurde het Ijzeren Gordijn over het hele front door midden. Net als zoveel andere bedrijven speculeerde Ahold over investeringsmogelijkheden in de voormalige Oostbloklanden, waarbij Tsjecho- Slowakije als geschikste locatie uit de bus kwam. Het land kende een democratische traditie, wat tijdens de ‘fluwelen’ overgang naar het huidige bewind weer eens was gebleken (en in 1993 bij de vreedzame opdeling in Tsjechië en Slowakije andermaal zou blijken). Verder bezat het een relatief ontwikkelde economie, die niet bezwaard werd door buitenlandse schulden. Een bijzonder punt was dat het communistische regime nagenoeg de hele winkelstand had genationaliseerd en in grote, gesubsi dieerde staatsbedrijven had ondergebracht, waardoor Ahold direct in een bestaan de infrastructuur zou kunnen stappen. Met als vertaalster én grote animator Magda Babeliowsky zocht drs. Ted Postma van Ahold contact met de bureaucratie in Praag. Dat verliep niet gemakke lijk. De betrokken ambtenaren reageerden eerst enthousiast, later afhoudend en bij een volgende keer waren zij meestal door anderen vervangen. Niettemin kon eind juni 1990 een intentieverklaring tot samenwerking worden getekend met het genoemde Pramen Ostrava, dat 1700 levensmiddelenwinkels in Moravia exploiteer de. In de maanden daarna volgden zelfde verklaringen met de ketens Potraviny en Usti Nadlabem, waardoor al met al meer dan drieduizend winkels binnen het bereik van Ahold kwamen. De gedachte was dat zodra deze bedrijven zouden worden geprivatiseerd, wat het voornemen van de regering was, Ahold vanzelf participant mocht worden. Zonder nog maar een winkel te bezitten werd Ahold hiermee een van de bekendste buitenlandse bedrijven in Tsjechië. De regering begon echter uit vrees voor mono polievorming terug te krabbelen. De eigen bevolking moest eerst in de gelegenheid worden gesteld om staatswinkels te kopen, wat niet geheel onbegrijpelijk was, gelet op het feit dat het vorige regime die winkels van de bevolking had afgepakt. In janu ari 1991 begon de zogeheten ‘kleine privaterisering’, waartoe in elke plaats een com missie in het leven werd geroepen om de staatswinkels stuk voor stuk te veilen.

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 329