297 Om het imago op te krikken huurde men de acteur Ton van Duinhoven in voor een serie tv-spotjes (‘Meneer Jamin heeft mij gevraagd...’). Tegelijkertijd wer den tweehonderd filialen gesloten. De resultaten verbeterden nauwelijks. Zolang de familie nog in het bedrijf zat, kon men dit aardig verborgen houden, maar dat ver anderde nadat de laatste Jamin (‘Heilige Eefin 1977 opstapte. Dat zelfs de pro- duktie niet geweldig was, bleek toen Jamin in 1982 de eerder genoemde Albro-koek- jesbakkerij in Tilburg overnam en ten lange leste aan Albert Heijn ging leveren: Ter Huurne omgezet en in 1993 gebeurde hetzelfde met de supermarkt Ludwig in die plaats. Deze grenswinkels vallen weliswaar ietwat uit de toon, maar met een klandizie van voornamelijk Duitse koopjesjagers, die met busladingen tegelijk wor den aangevoerd, behoren ze tot de meest winstgevende van het concern. Onder algemeen directeur Chris van den Broek zou de divisie Speciaalzaken nog worden uitgebreid met één hele speciale zaak: Jamin - door generaties snoepjeslief- hebbers verlekkerd uitgesproken als Sjemin. In tegenstelling tot Gall Gall bezat Jamin wel een eigen geschiedenis, misschien zelfs een beetje te veel, in de zin dat het bedrijf er bijna in verstrikt was geraakt.43 De basis van het bedrijf was gelegd in 1883, toen Cornelis Jamin besloot de produkten uit zijn Rotterdamse suikerwerkfabriekje via eigen winkels te slijten. Jamin pakte dit doortastend aan: bij zijn dood in 1907 liet hij vijftig winkels na, waarmee Jamin tot de grootste filiaalbedrijven van Nederland behoorde. De twee volgende generaties Jamin namen nadien elke gelegenheid te baat om nieuwe filia len te openen, ook als het een veredeld snoeploket betrof. In het begin van de jaren zeventig bereikte Jamin zijn grootste omvang met maar liefst zeshonderd vesti gingen. Het verval was toen al bezig. Jamin hield vast aan het verouderde concept van geïntegreerde produktie en detailverkoop. Zo weigerde het bedrijf eind jaren zestig voor Albert Heijn de befaamde Jamin-ijsjes te maken, een saillant gegeven. Omgekeerd werd snoepgoed van andere producenten slechts met tegenzin in de eigen winkels toegelaten, hoewel die juist de mode gingen bepalen. En dan waren er allerlei concurrerende verkooppunten verschenen, zoals benzinestations, clubhuizen en niet te vergeten de supermarkten, welke laatste maar liefst zestig procent van de zoetwarenmarkt in handen kregen. Jamin wist niet goed hoe het hierop moest reageren. Men weifelde lang om de stap naar zelfbediening te zetten, uit een begrij pelijke angst dat dit bij snoep tot een dievenplaag zou leiden. Verder had men altijd een uitstraling van eenvoud en voordeligheid nagestreefd, wat in het verleden veel mensen ertoe had gebracht om snoep te gaan kopen, maar nu juist afstotend werk te. DE GROTE WERELD

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 302