TE KLEIN
het management verkocht en in 1989
En hoe stond het met AC-restaurants, zoals het vroegere Albert Heijn Restaurants
sinds 1975 heette? Na alle probeersels uit vorige jaren had men een tijd naar conso-
Als eerste sneuvelde de Toko Recreatie Service, een erfenis van Simon de Wit. De 53
kampwinkels van dit bedrijf bleken voor de beoogde klanten te duur, hoewel ze zeer
eenvoudig van opzet waren. Begin 1988 werden de toko’s aan hun beheerders ver
kocht, in de hoop dat zij er met minder overhead wel een lucratieve aangelegenheid
van konden maken.
Tweede in de rij waren de vakantiekampen van Ostara, eveneens een erfe
nis van Simon de Wit. Ostara had er nog twee vakantiekampen bijgekregen; in 1978
Strandheem in Opende en in 1984 de Biltse Duinen in Bilthoven. Als een van de
oudste bedrijven in zijn soort ondervond Ostara echter de werking van de wet van
de vertragende voorsprong. Er waren inmiddels andere kampen - men sprak van
‘parken’ - verschenen met luxe bungalows en overdekte zwembaden, waar vakan-
tievierders het hele jaar door terecht konden. Ostara had met eigen bungalowtjes en
slingerglijbanen geprobeerd een beetje aansluiting te krijgen, maar glamour hoorde
niet echt bij het bedrijf. Dat bleek andermaal toen Ostara het beheer op zich nam
van het naturistenkamp Flevo Natuur, terwijl van naturisten bekend is dat zij zel
den een portemonnee bij zich hebben! De keuze waarvoor men stond was: Ostara
tot moderne vakantieparken omvormen, wat enorme investeringen zou vergen, of
op de oude, bescheiden voet doorgaan. Het werd het laatste, maar dan wel in ander
verband. In 1985 was Strandheem al aan
gebeurde hetzelfde met de vijf overige.26
Alle energie van Albert Heijn BV wierp een merkwaardig licht op enkele diversifica
ties die nog uit de periode van small is beautiful stamden. President-commissaris
Kreiken was al in oktober 1985 van mening dat de raad van bestuur relatief te veel
tijd aan de kleine werkmaatschappijen moest besteden. Hij verklaarde dat diversifi
caties alleen zin hadden als er voor een groeimarkt werd gekozen, waarin met een
afwijkende formule en een beperkte investering een hoge efficiëntie kon worden
bereikt. De vraag hoorde ook niet te zijn: ‘Wat kunnen we van onze kleine werk
maatschappijen maken?’, maar: ‘Is er een reden om ze te handhaven?’ De raad van
bestuur formuleerde hierop twee criteria waarmee een praktisch antwoord op die
vraag kon worden gegeven: elke diversificatie moest binnen driejaar een nettowinst
van drie miljoen gulden boeken en binnen vijf jaar haar vermogenskosten goedma
ken.25
286