KLEIN VOOR GROOT: FRANCHISING Terwijl de prijsverlagingsactie in haar eerste maanden was, werkte een groepje onder Adriaan Constandse aan de opbouw van een dienst die eventuele franchisers moest ondersteunen. Nog voordat die dienst op poten stond, belde de eerste kandi- En Albert Heijn zelf groeide maar door. Het marktaandeel steeg in 1982 tot 16,1 pro cent en in 1983 zelfs tot 18,7 procent. Dit was volkomen in tegenspraak met een onderzoek dat Van den Bergh Jurgens kort daarvoor door de Erasmus Universteit had laten verrichten naar het maximaal haalbare marktaandeel voor een Nederland se levensmiddelenketen: hooguit 17 procent.6' Maar daarbij was niet voorzien dat Albert Heijn de discounters een hak had weten te zetten en ook Simon zou incor- pereren. Gaandeweg had Albert Heijn bovendien een oplossing gevonden voor het gebrek aan vestigingsplaatsen... Tussen 1927 en 1959 had Albert Heijn een twintigtal depots gehad, winkels die eruitzagen als een Albert Heijn maar in eigendom waren van een kruidenier, die als tegenprestatie een percentage over zijn omzet moest betalen. Dit systeem was in de levensmiddelenhandel ooit zeer populair geweest, maar omdat het kleine zaakjes betrof had Albert Heijn het bij de overgang naar de zelfbediening verlaten. Inmiddels was in Amerika een actievere variant ontstaan, franchising, waarbij een complete formule werd overgedragen, tot en met de opleiding en aankleding van het personeel toe. In Nederland voerden de Hema en Jamin deze variant al voor de oorlog en Albert Heijn maakte er kennis mee via de Wimpy’s en McDonald’s. Niettemin zag het ernaaruit dat franchising vooral iets zou blijven voor nieuwe branches, zoals uitzendbureaus, kopieerwinkels en doe-het-zelf zaken, totdat aan het eind van de jaren zeventig vrijwillig filiaalbedrijven als A O en de Vivo experi menten met franchising startten. Naar aanleiding hiervan begon ook Alberto er in 1978 mee. Bij Albert Heijn besefte men dat franchising in feite de zwakke punten van een vrijwillig filiaalbedrijf en een grootwinkelbedrijf ophief: het combineerde de lokale kennis en persoonlijke betrokkenheid van de eerste met het centralistisch perfectionisme van de laatste.62 Dit gold althans voor kleinere winkels; in grotere winkels kon men beter professionele managers als bedrijfsleider hebben. Kleinere winkels betekenden dat men ook in plaatsen tot zo’n tienduizend inwoners kon doordringen, waar men tot dusver op economische gronden was weggebleven. En ten slotte kon men zich met behulp van franchising ook in die gebieden laten ver tegenwoordigen waar Albert Heijn indertijd te laat op het toneel was verschenen, zoals Friesland, Groningen en Drenthe. OVER DE GRENZEN 271

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 276