I miljoen gulden. Om dit waagstuk te kunnen volvoeren, moest men vooraf naar mogelijke bezuinigingen zoeken. Het was natuurlijk uitgesloten dat Albert Heijn ineens met gooi- en smijtwerk zou beginnen; de discounters konden niet met hun eigen wapens worden verslagen. In plaats daarvan diende het bedrijf zichzelf op die punten te verbeteren waarin het altijd al goed was geweest: de interne organisatie, de distributie en de automatisering. Helaas kon men hierin niet meer doen dan bestaande plannen aanscher pen en versneld uitvoeren. Zo werden in 1982 de afdelingen In- en Verkoop, waar tussen merchandisers als bruggehoofd opereerden, in een grote afdeling onderge bracht, met specialistische managers die het wel en wee van een hele artikelgroep in de gaten hielden. Dit was niet alleen goedkoper, maar leidde bovendien tot een intensiever contact met de leveranciers, met name ten aanzien van winkelpresenta- ties. In hetzelfde jaar werd een begin gemaakt met de samenvoeging van de super markten en zelfbedieningszaken, waarvoor steeds twee aparte organisaties hadden bestaan.55 Ten aanzien van de distributie - in de branche bekend als 'the last cost fron tier’ - was men al bezig met de bouw van vijf aparte groentecentrales (Nieuwegein 1980; Tilburg, Barendrecht, Kampen en Beverwijk 1981) en een bloemen- en plan- tencentrale (Woerden 1980). Op 21 juni 1984 werd bovendien in Zwolle een derde distributiecentrum geopend, dat de filialen in het noorden en oosten van het land van kruidenierswaren zou gaan voorzien. Door deze decentralisatie konden de filia len daar enkele uren eerder worden bevoorraad - op de 100 miljoen gulden die men jaarlijks aan de distributie spendeerde, scheelde dat weer enkele miljoenen. Hetzelfde effect werd bereikt met de al genoemde invoering van order entry in 1980 en de lezende kassa’s vanaf 1984. In 1980 werden overigens ook enkele halfautoma- ten in de winkels opgesteld: weegschalen die etiketten konden bedrukken en appara ten voor het inwisselen van statieflessen.56 Tegelijk werd het assortiment uitgebreid.57 Het leek niet genoeg om de A-merken op het prijsniveau van discounters te brengen; ook de bij discounters populaire B en c-merken, die het Zaanse bedrijf vanwege hun geringe kwaliteit nooit had willen voeren, moesten voortaan verkrijgbaar zijn. Albert Heijn bezat daarnaast nog de eigen merken, die minstens even goed waren als de A-merken maar qua prijs tussen de A en B-merken inzaten. Tegenover de discounters, die geen eigen merken kenden, was dit beslist een voordeel. Een ander voordeel moest de houding van het personeel opleveren, want ook op dat vlak kon Albert Heijn zich in gunstige zin van de discounters onder scheiden. Een groots opgezette actie Klantgericht Denken en Handelen, met dikke mappen vol praktische tips, diende het service-idee bij het personeel te versterken. 268 muntu

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 273