263 DE PERSOONLIJKE TOETS Ook de supermarkten in Nederland moesten onder handen worden genomen. Toen de Zweed Fritz Ahlqvist in 1972 bij Albert Heijn kwam, bevond de keten zich in een behoorlijk dal. Omdat er vrijwel geen nieuwe lokaties beschikbaar kwamen, was de periode van externe groei voorbij. Qua winkelaantal teerde men zelfs in: In 1970 telde Albert Heijn 387 filialen, in 1980 365, hoewel daar door omzetting van zelfbedienings winkels in supermarkten een verdubbeling van het verkoopoppervlak tegenover stond. Aan het begin van de jaren zeventig zakte bovendien het marktaandeel van 12,7 naar 12,1.47 Waar vroeger tekorten in de bedrijfsvoering als het ware in de groei ver dwenen, werd men nu onbarmhartig met die tekorten geconfronteerd. Ahlqvist, die als zoon van een ijzerwarenwinkelier in Göteborg liefde had opgevat voor de operationele kant van de detailhandel en bij Mölnlycke had geleerd wat marketing was, kreeg bij Albert Heijn een combinatie van beide terreinen toege wezen: Marketing Services en Operations. Eerst moesten die operations worden verbe terd. Ahlqvist liet de betrokken directeur, Rob Beijers, een ploeg van dertig mensen de winkels insturen om tot een preciese omschrijving te komen van alle handelingen die daar werden verricht. Iets dergelijks was in de fabrieken direct na de Tweede Wereldoorlog gebeurd, maar toen ging het om enkele honderden handelingen die moesten worden omschreven, nu om enkele duizenden. Vervolgens werden die han delingen met behulp van een computer vertaald in werkuren, waaruit een norme- ringssysteem (opwu: Omzet Per Werknemers Uur) ontstond. De crux hiervan was dat alle taken per sector en niet per individu werden verdeeld, zodat werd vermeden dat de ene medewerker stond te niksen en de ander zich het vuur uit de sloffen liep. Omdat bovendien van elk filiaal afzonderlijk werd bepaald wat de bijzondere vereis ten waren, kon men per filiaal tot een ideale personeelsbezetting komen. Het resultaat van deze exercitie was dat men acht procent van het totale aantal werkuren kon Dit was in de ware zin van het woord ‘Bakgemak’ en zo ging men het procédé ook noemen. Op 29 september 1989 werd het procédé wereldkundig gemaakt, waarbij men er zorgvuldig voor waakte nadere informatie te verstrekken. Het ging per slot van rekening om een heuse vinding, die de winkels veel werk en ruimte voor een rijskast kon besparen. Daarom werd direct patent aangevraagd en in december 1992 had men patenten uit alle EG-landen, de Verenigde Staten en Japan binnen. Een bak kerij in Nieuw-Zeeland had al een licentie voor Bakgemak gekregen; in korte tijd volg den ettelijke anderen. Ook in de supermarkten van Albert Heijn, Bi-Lo en Giant werd Bakgemak op ruime schaal ingevoerd.46 Albro Zwanenburg had voorlopig haar nut bewezen. OVER DE GRENZEN

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 268