Intussen kreeg de relatie met Bi-Lo gestalte. Van Meer had zich in de board of direc tors laten benoemen, waarin hij als een soort gedelegeerd commissaris optrad. Als zodanig troffen hem het eerst de arbeidsverhoudingen. Een Europeaan kon uiteraard niet treden in die typisch Amerikaanse combinatie van hardheid en liefheid, van per fectionisme en vergevingsgezindheid, maar daarbinnen was er genoeg ruimte voor verbeteringen, zonder dat Bi-Lo zich meteen uit de markt prijsde. In 1979 kwam een meerjarenplan op tafel, waarmee successievelijk zaken konden worden aangepakt als functieclassificatie, pensioenen, ziektekostenregeling, arbeidsongeschiktheidsuitke ring, winstdeling en betaalde vrije dagen. Ook ten aanzien van de bedrijfsvoering waren er allerlei verlangens. Het werkgebied van Bi-Lo begon geleidelijk bij andere ketens in zwang te raken, zodat de concurrentiedruk toenam. Een geluk was dat Bi-Lo tot dusver nauwelijks de interne mogelijkheden had aangegrepen om zich daartegen te wapenen. Men deed nog veel dingen a l’improviste, wat er bijvoorbeeld toe kon leiden dat in het distributiecen- Nu moest eerst de structuur van Ahold NV worden gewijzigd. Met zulke zware belan gen aan twee kanten van de Atlantische Oceaan leek het uit politiek oogpunt gewenst een juridische ontkoppeling tussen beiden aan te brengen. Een dergelijke ontkoppe ling gaf bovendien fiscale voordelen. Los daarvan wilde Ahold eigenlijk geen monoli- tische multinational zijn. Een dergelijke multinational kon in de jaren zeventig op weinig sympathie bij het publiek rekenen, wat in de detailhandel een zwaar punt van overweging was. Men zou er ook het risisco mee lopen dat Nederlandse aandeel houders en werknemers hun invloed in het buitenland gingen aanwenden en vice versa. Om adequaat te kunnen handelen moest men echter, zo luidde de formulering, ‘local with the locals’ blijven. Dat gold speciaal voor de arbeidsvoorwaarden. Men zou Bi-Lo in een oogwenk om zeep hebben geholpen als de Nederlandse arbeidsvoorwaar den er werden ingevoerd; dus daar had niemand baat bij. Voor de juridische ontkoppeling werd een voorbeeld genomen aan Nestlé en Philips. De constructie die men koos kwam erop neer dat alle buitenlandse belan gen werden gebundeld in de Stichting Ahold Internationaal, met als standplaats Curasao. Deelnemers in deze Stichting werden de aandeelhouders van Ahold, die voor elk aandeel een participatiebewijs in de Stichting kregen. Met deze constructie ontstond een federatie van internationale zustermaatschappijen, in plaats van een moeder met dochters in diverse landen. Nadat een buitengewone aandeelhouders vergadering zich met deze opzet akkoord had verklaard, werd op 21 oktober 1977 de Stichting een feit. In dezelfde periode werd overigens op Curasao een Ahold Financieringsmaatschappij NV ten doop gehouden, die met toestemming van de Nederlandse en lokale fiscus als bank van het concern ging optreden.23 252

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 257