Het was alsof Ab en Gerrit Jan Heijn voelden dat het concern in de huidige situatie geen familie-aangelegenheid meer kon blijven. De familie had begin jaren zestig al zonder slag of stoot de meerderheid in het aandelenkapitaal laten schieten en zou zich uiteinde lijk beperken tot een belang van 6,8 procent, dat beheerd werd door Het Weerpad BV.3 Maar wat gebleven was, waren de 120 oprichtersbewijzen, waardoor de familie een deel van de overwinst kreeg plus bindende voordrachten mocht doen voor de raad van bestuur (alle zetels) en voor de raad van commissarissen (één zetel). Ab en Gerrit Jan zaten het meest in hun maag met die overwinst, die zij langzamerhand 'maatschappelijk onaanvaardbaar’ vonden. Het geval wilde dat in 1979 de statuten van het concern aange past moesten worden aan een veranderde vennootschapswetgeving. Ab en Gerrit Jan kwamen met het concern een afloopregeling voor de overwinst overeen en ruilden direct hun oude oprichtersbewijzen in voor oprichtersbewijzen die slechts een uitkering beloofden bij liquidatie van de vennootschap maar verder geen enkel privilege boden. Dat de Heijnen vrijwillig afstand deden van het recht op voordracht was op zichzelf uitzonderlijk, maar nog uitzonderlijker was dat de kwestie als zodanig nauwe lijks discussie veroorzaakte. De oude Gerrit, die in het laatste jaar van zijn adviseurschap was, vroeg nog of de ‘jongelui’, zoals hij zijn neven hardnekkig was blijven noemen, hierin gelijk hadden, maar toen de commissarissen hem verzekerden dat dat zo was, liet ook hij het verder zitten. Men was een publieke onderneming of men was het niet.4 De zeggenschap van de Heijnen werd het jaar daarop andermaal verminderd door een uitbreiding van de raad van bestuur. Hilko Glazenburg was al in 1975 met pensioen gegaan en Dirk Vethaak ging hem na in april 1980 (om korte tijd later de eer ste commissaris te worden op voordracht van de centrale ondernemingsraad). Als ver vanger van Vethaak werd drs. Coren benoemd. Tegelijk kwam drs. Van Dun met de portefeuille sociale zaken in de raad, waarmee men recht wilde doen aan de plaats die het personeel in het concern bekleedde. Met ingang van het jaar daarop kregen boven dien Ahlqvist en Zwartendijk een zetel, zodat de raad nu uit zeven man bestond: vijf 'buitenstaanders’ en twee Heijnen. Uiteraard behielden de Heijnen daarin, samen met Van Meer, de grootste invloed. Dat sprak al uit hun titulatuur: Ab was nog steeds president en Gerrit Jan en Van Meer werden vice-voorzitter. Gerrit Jan kreeg daarbij een functie-omschrijving die de aanwezigheid van de familie andermaal onderstreepte: hij zat de vergaderingen van de raad van bestuur voor en voerde namens die raad ook overleg met de werk maatschappijen.5 In deze functie, die hem als ingetogen en fijngevoelige tacticus op het lijf was gesneden, zou hij uitgroeien tot de centrale man op de achtergrond. Ab bleef de centrale man op de voorgrond. Hij werd van zoveel mogelijk uit voerende taken vrijgesteld om de concernstrategie in de gaten te houden en daar in te grijpen waar dat noodzakelijk was. Verder trad hij als vanouds op als pleitbezorger van OVER DE GRENZEN 241 J I 1 I

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 246