Tegelijk met de Miro werd een waaier aan diversificaties uitgespreid. Eerst kwa men slijterijen op het programma te staan. De winkel in Oostzaan had van ouds her een slijterijvergunning gehad, omdat deze was aangevraagd vóór de Drankwet van 1931. Deze wet kende strenge inrichtingseisen, plus een maximumstelsel voor het aantal slijters per gemeente, waardoor de branche altijd vrij klein was geble ven. De nieuwe Drank- en Horecawet van januari 1969 schafte echter het maxi mumstelsel af, en het zag ernaar uit dat in de toekomst ook de inrichtingseisen soepeler zouden worden; wellicht mochten slijterijen en supermarkten zelfs opdraafden van verder dan tien kilometer kwam. De plaatselijke winkeliers zouden daar hun voordeel mee kunnen doen, oordeelde de Miro-directie.46 De discussie over de hypermarkten bereikte weldra de landelijke politiek. In februari 1971 dienden vijf regeringsfracties Kamervragen in, naar aanleiding waarvan een Interdepartementale Werkgroep werd ingesteld. Vooruitlopend op het advies van deze Werkgroep maande de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de gemeenten tot zorgvuldigheid bij het toekennen van ver gunningen. Het advies kwam uiteindelijk in februari 1973: minder negatief dan door Albert Heijn was gevreesd (en door anderen gehoopt) maar brak toch wel de staf over de echte weidewinkels. De regering nam dit advies over: solitaire winkels in ‘buitengebieden’ moesten worden geweerd. Maar tot mei t974 dreigde er een motie in de Tweede Kamer te worden aangenomen die elke perifere detailhandel, dus ook die van de Miro, onmogelijk moest maken.47 Vanwege alle tegenwind zag Miro ver gevorderde projecten in Amster dam, Arnhem, Den Bosch, Breda, Rotterdam, Utrecht en Zwolle op het laatste moment afketsen. Men kreeg in bijna geen enkele stad van betekenis meer een voet aan de grond. In Purmerend begon mevrouw Y. Lansing met succes een handteke- ningactie voor een Miro, nadat de gemeenteraad er tegen had gestemd: in die plaats ging in maart 1973 de vijfde Miro open, op een terrein tussen het stadshart en enke le nieuwbouwwijken.48 De zesde Miro volgde in september daarop in een winkel centrum in het Limburgse Beek, de zevende in september 1975 in het stadsgebied van Zutphen en de achtste in dezelfde maand in Heerhugowaard. In deze vestigin gen werd een gemiddelde jaaromzet van bijna veertig miljoen gulden gehaald. Tegenover de supermarkten van Albert Heijn (vijf miljoen gulden) was dat gewel dig, maar het grote aantal personeelsleden, honderdvijftig, maakten de Miro’s uiterst kostbaar. De voorlopige conclusie was dat men onvoldoende bewegingsvrij heid had gekregen om het bestaansrecht van de formule te kunnen bewijzen. ALBERTO, AH -REIZEN, LITA, JOB BY. AVONTURIEREN IN MINEUR 227 1

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 232