nation store met gescheiden kassa’s voor levensmiddelen Leeuwarden was alles ineen. Men sprak in het vervolg plaats van een ‘zelfbedieningswarenhuis’. i en gebruiksartikelen; in van een ‘hypermarkt’ in Maar dat vervolg was minder florissant dan was verwacht. Intern fungeerde de oude Gerrit Heijn als onheilsbode. ‘Wat moeten we met al dat malle spul?’ vroeg hij. ‘Wij zijn van de krenten en rozijnen. Als kruidenier hebben we niets meer te leren, maar op dit gebied zijn we beginnelingen. Zo’n Miro is maar een spelletje vergeleken bij de Hema.’43 Ook iemand als Anton Dreesmann had de nodige aanmerkingen. Voordat Miro van start ging, hadden de Makro en Profimart her en der al cash-and-carry’s neergezet, die formeel slechts de detailhandel bedienden maar in de praktijk, zo beweerde men, ook particulieren toelieten. En kort na de eerste Miro was de Centra in Tilburg met een Famila gekomen. In 1973 openden vervolgens De Gruyter een Trefcenter bij Venlo en De Bijenkorf een Maxis bij Muiden, die beide nog veel omvangrijker waren dan de Miro’s. En als men alle plannen bij elkaar optelde zouden er straks minstens honderddertig perifere winkels in Nederland staan. Dreesmann geloofde niet in dit ‘gigantisme’. Hij vond het fout de situatie in Frankrijk en Duitsland ten voorbeeld te stellen. In die landen had de detailhandel nagelaten de bevolking naar de buitenwijken te volgen, zodat er een gat was ont staan waar de hypermarkten in waren gesprongen. In Nederland was dat gat tijdig gedicht door de tientallen winkelcentra die de detailhandel had laten bouwen. Het Nederlandse winkelnet was daardoor te fijnmazig voor afgelegen winkelkolossen.44 Deze kritiek van een vakbroeder was niets vergeleken met die van de bui tenwereld. De middenstandsverenigingen waren razend om deze zoveelste aanval op het kleinbedrijf, temeer daar zij dachten dat er sinds de gezamenlijke inspan ning voor de winkelcentra een soort wapenbestand bestond. Ook veel gemeenten waren radicaal in hun afwijzing. Zij vreesden dat alle koopkracht uit de binnenste den zou verdwijnen, die toch al te lijden hadden onder de economische terugval. Bovendien achtten zij het uit milieu-oogpunt ongewenst dat er een verkeers stroom naar afgelegen plaatsen op gang zou komen. Vooral de Maxis bij Muiden en het Trefcenter bij Venlo, die midden in een weiland stonden, vormden daarbij het schrikbeeld.45 De kleinere Miro’s hadden de pech dat zij met deze zogeheten ‘weidewin- kels’ werden geassocieerd, hoewel ze steeds aan de stadsranden waren geprojec teerd, waar zich al de nodige meubelwinkels en tuincentra bevonden. En wat de nadelige effecten van de Miro’s op de winkelstand betreft: onderzoek bij de Miro in Leeuwarden gaf aan dat een derde van de twintigduizend klanten die daar wekelijks 226

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 231