specialiste en wist in juni 1972 Albert Heijn als eerste grootwinkelbedrijf over te
halen containers voor gebruikt glas (zogeheten ‘flessenvreters’) bij de winkels te
plaatsen. In april 1973 ging Albert Heijn zelfs officieel met haar in zee, maar de
inzameling leverde zulke enorme hoeveelheden op dat ‘Alle Hens’ er onder bedol
ven raakte. Dit probleem kon pas goed worden opgelost, toen de gemeenten met
glasbakken bijsprongen.
Ook in de winkels werd consumentisme de standaard; een aparte werk
groep werd in het leven geroepen om op dit vlak vernieuwingen door te voeren. Er
kwam een ‘reclamecheque’, een soort tegoedbon waarmee de klant uitverkochte
aanbiedingen in een later stadium alsnog voor de reclameprijs kon kopen. Er werd
geëxperimenteerd met klachtenformulieren, antwoordnummers en een servicetele-
foon. Ook werden in 1975 de eerste klantenpanels belegd, via welke men tal van
waardevolle suggesties kreeg, zoals bijvoorbeeld om scharreleieren te verkopen.21
Een andere nieuwigheid was de vermelding van de prijs per standaardhoeveelheid,
die feitelijk al in gebruik was bij verpakt vlees, maar vanaf februari 1973 ook bij
wasmiddelen, sausen en olie. Hierdoor kon de klant in de wirwar van gebruikte
maten en gewichten eindelijk bepalen welk artikel echt het voordeligst was.22
Al deze zaken waren geïnspireerd op het voorwerk dat Esther Peterson bij
Giant Foods had verricht, waardoor Albert Heijn de roep kreeg de Nederlandse
pendant van dat bedrijf te zijn. Een originele bijdrage leverde Albert Heijn in de
‘voedingswaardewijzer’.23 In 1972 was men in de stijl van Giant Foods begonnen
met een tweewekelijks krantje, waarin van artikelen portiegewijs de voedingswaar
de werd aangegeven. Dit krantje was een samenwerkingsverband met het Voor
lichtingsbureau voor de Voeding, waarvan commissaris mevrouw Visser adviseur
was. Men ontdekte dat deze informatie niet beklijfde; de voedingswaarde moest op
de artikelen zelf worden aangebracht. Daartoe ontwikkelde stafmedewerker
ir. Wijbo Eegerdingk een model waarin met cijfers en stippen de diverse voedings
stoffen konden worden aangeduid. Dit model verscheen in 1976 op veertig verpakte
artikelen, waarbij meteen bekend werd gemaakt dat andere bedrijven het mochten
overnemen (wat alleen de Spar en Domo deden). Echter, de agrarische industrie
kwam met een tegenmodel, en sommige voedingsdeskundigen maakten principiële
bezwaren. Hierop belegde Gerrit Jan Heijn een conferentie in Zandvoort, waarna
een Comité van Vijf (tno, de agrarische industrie, het Voorlichtingsbureau voor de
Voeding, de Landbouwhogeschool en Albert Heijn) een nieuw model ontwierp, dat
maatgevend zou worden. De duizendste ‘voedingswaardewijzer’ is inmiddels uitge
reikt.
Een laatste verandering vond plaats op het vlak van de publiciteit:
AllerHande moest eraan geloven.24 Het AllerHande van toen was een blad dat het
216