EEN STRATEGISCH PLAN
Onder het geweld van de discounters en de eigen-merkenpolitiek van
Albert Heijn begon het FiVA-bastion te kraken. De meeste nieuwe produkten die op
de markt verschenen, kregen ‘adviesprijzen’ in plaats van vaste prijzen, waardoor
de verticale prijsbinding vanzelf al marginaler werd. Officieel ging Knorr (Corn
Products) in 1970 als eerste door de knieën, gevolgd door Calvé, De Betuwe en
Duyvis. Begin 1975 zou ook Heineken zich tot adviesprijzen bekeren en na een pro
ces met Dirk van den Broek gooide op 12 augustus 1977 als laatste Douwe Egberts
de handdoek in de ring.10 De verticale prijsbinding was van de baan, maar wie
daarvan het meest profiteerden waren de discounters, wier aantal tegen die tijd op
duizend werd geschat. Zij konden weliswaar geen kortingen meer bieden, maar met
hun uitgeklede winkels wisten zij dusdanig goedkoop te zijn dat een kwart van de
levensmiddelenafzet via hen zou gaan lopen.
Even voordat de levensmiddelendiscount losbarstte, had Ab Heijn zich bezigge
houden met de vraag wat het bedrijf in de komende jaren te doen stond. Ook hier
ongemakkelijkheid! Men had in het afgelopen decennium inderdaad ‘een reuze
schuif gemaakt, om met de oude Gerrit te spreken. Het marktaandeel was gestegen
van zeven naar 12,7 procent en financieel was het bedrijf sterker dan ooit: Vethaak,
een uiterst solide rentmeester, bleek zelfs 70 miljoen gulden aan ongebruikte bank
tegoeden te hebben liggen.11 Anderzijds dateerde het laatste goede idee alweer uit
1962: de ‘Premie-van-de-maand-club’. En als men op de huidige voet doorging,
zou het groeitempo onvermijdelijk dalen, terwijl er met het oog op de beschikbare
liquiditeit juist reden was om dat tempo te verhogen. Het grootste struikelblok
vormde echter het verminderend aantal geschikte locaties, die hét geheim bleven
van een goede supermarkt. (Overeenkomstig Amerikaans makelaarsgebruik sprak
men zelfs van drie geheimen van een supermarkt: ‘Locatie, locatie én locatie’).
De onrust van Ab werd gedeeld door Hans van Meer, die in mei 1969
adjunct-lid van de raad van bestuur was geworden en nog even fanatiek was als
indertijd bij zijn intree. Getweeën besloten zij dat er concrete plannen op tafel
moesten komen. Als gesprekspartner werd daarbij McKinsey uitgenodigd, met wie
goede banden bestonden, want Albert Heijn was de eerste klant van McKinsey
geweest toen het bureau zich aan het begin van de jaren zestig in Nederland vestig
de. Al speculerend opperden Van Meer en Ab of er geen samenwerking met een
warenhuis gezocht moest worden; eventueel kon men er zelf een opzetten. Ook
leek het aantrekkelijk een levensmiddelenketen in het buitenland over te nemen,
bijvoorbeeld Tesco of Sainsbury in Engeland. En was het niet raadzaam met neven-
210