196
DE PREMIE-VAN-DE-MAANDCLUB
in betere wijnen, en dat was precies volgens het verkoopplan van Ter Schure, die
met zijn Pinard slechts een opstapje had willen bieden. Naast de Pinard verscheen er
dan ook spoedig een iets duurdere Vin du Patron in groene literflessen, en via de
‘Wijn van de Maand’, gestart in oktober 1971, kon de beginnende wijndrinker soms
van weergaloze aanbiedingen profiteren, zoals een Mouton Rothschild van 25 gul
den, waarvoor normaal gesproken het zesvoudige neergeteld moest worden. De
smaak van het publiek verbeterde hierdoor geleidelijk, en ook de appetijt, want het
wijnverbruik per jaar zou in Nederland stijgen tot bijna zestien liter per persoon
(waarvan veertig procent door Albert Heijn wordt geleverd).29
Merchandising was er ook op een gebied waarmee Albert Heijn feitelijk
niets te maken had; een noodsprong, een geweldige sprong...
De voorspelling van de journalist Justus Meijer dat de klantenobligaties in hun
eigen succes zouden smoren, was al aan het begin van de jaren zestig uitgekomen.
De obligaties werden nog steeds gretig door het publiek gespaard, maar het geld
dat Albert Heijn hierdoor binnenkreeg dreigde de verhouding tussen het eigen en
het vreemd vermogen te verstoren. Over die verhouding hanteerde de bedrijfseco
nomische literatuur sinds jaar en dag als toegestaan maximum: 35 procent eigen en
65 procent vreemd vermogen. Albert Heijn had in i960 een geplaatst aandelenkapi
taal van tien miljoen gulden en daartegenover stond 42,6 miljoen gulden aan klan
tenobligaties, wat een verhouding van 25 75 opleverde. Albert Heijn had hierdoor
‘een gouden dak’ gekregen: men beschikte eenvoudig over te veel geld om produk-
tief te kunnen maken. Vandaar dat men vanaf februari 1961 staakte met de uitgifte
van de obligaties en alleen het spaarsysteem overhield: wie wilde kon voor 49 gul
den aan zegeltjes 52 gulden in contanten krijgen.
Maar moest men het hierbij laten? Het spaarsysteem onderscheidde zich
nog altijd van andere systemen doordat het vrijwillig was; de meeste bedrijven met
een spaarsysteem verhoogden zoals gezegd eerst hun prijzen met enkele procenten
om vervolgens een overeenkomstige ‘korting’ of ‘rente’ te geven. Bij Albert Heijn
wilde men dit principe niet doorvoeren, maar wat men overhield was weinig spec
taculair. Simon de Wit bezat inmiddels een zegelverkoop, ‘Spaar en Vergaar’, waar
mee de klant in staat werd gesteld kleine huishoudelijke artikelen tegen
gereduceerde prijs te kopen. De Edah kende iets soortgelijks en de Centra had in
1957 opzien gebaard met het aanbod een koelkast of een wasmachine bij de klant
thuis te plaatsen, die betaald kon worden met nog bijeen te sparen zegelboekjes.30
Albert Heijn diende dus met iets beters op de proppen te komen. En men kon