regionale voorkeuren werden in de algemene principes die aan ideale schapindeling, vanwege de gigantische assortimenten (twintig- tot dertigdui zend artikelen) die vee! supermarkten er voerden. Bovendien had men in de prak tijk van alledag enkele intrigerende regelmatigheden ontdekt waarmee in de presentatie van de artikelen rekening kon worden gehouden. Tachtig procent van de omzet, zo was gebleken, werd verzorgd door twintig procent van de artikelen. Vijftig procent van de omzet werd behaald met artikelen die vijf jaar eerder niet bestonden; en zeventig (later zelfs negentig) procent van alle nieuwe artikelen liep uit op een fiasco. Het tijdschrift The Progressive Grocer had in de jaren vijftig diverse onder zoeken over schapindeling gepubliceerd, waarin gaandeweg meer variabelen waren opgenomen. Men begon eenvoudig met omzetvolume; daar kwam de brutowinst bij en vervolgens de brutowinst per strekkende meter.22 De zogenaamde Dillon Study uit i960 nam ook variabelen als produktformaat, schapdiepte en afleverfre- quentie op. Deze studie zou het vertrekpunt vormen voor het eigen systeem dat Corstiaan Storm in 1966 voor Albert Heijn ontwikkelde en binnen twee jaar in alle filialen werd doorgevoerd: Worp, wat stond voor: ‘Winst door optimale ruimtever- deling en produktiviteit’. ‘Worp’ werd binnenshuis ook het woord voor de presen tatie van een hele artikelgroep (omvang en plaats in de winkel) en het aantal zichtbare eenheden (‘facings’) daarin. Het systeem bleek echter vooral geschikt voor kleinere filialen. Voor filialen met een schaplengte van meer dan honderdvijf- tig meter zou men in 1971 het door IBM ontwikkelde Slim adapteren. Slim - Store labour and inventory management - was eigenlijk een uitgekiend bestelsysteem, gericht op het minimaliseren van voorraadkosten: het zorgde ervoor dat men tus sen de bestellingen door steeds voldoende artikelen op de schappen had staan, zodat nee-verkoop niet voorkwam. Met Worp en Slim, die door het gebruik van de computer nog enorm zouden evolueren, kreeg men voor het eerst een wetenschappelijk werktuig in han den om de winkels in te richten. Men kon naar hartelust experimenteren. Hoorde bijvoorbeeld wijn op prijs, op kleur, op land of op gebruik te staan? (Op gebruik). En hoe zat dat met wasmiddelen? (Op prijs). Ook werd het mogelijk variabelen in te voeren als de relatieve vulkosten, wat van belang was voor de vraag of men een artikel moest storten of stapelen. Men kon met kleurcontrasten en met de verge lijkbaarheid van artikelen rekening gaan houden, opdat de keuze van de klant mak kelijker werd. Zelfs aanbiedingen, feestdagen en het systeem ingebracht. En al doende ontdekte men een supermarkt ten grondslag liggen... Omdat mensen zich bij voorkeur langs de wanden van een winkel bewe gen, lag het voor de hand daar alle winstmakers op te stellen. Tijdens het lopen kij- DETAILHANDEL ALS TRIOMF 191 j

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 196