ORGANISATIE EN STIMULATIE
permanent bij het overleg over die winkelcentra betrokken en vooral irriteerde het
hem als De Bijenkorf het had over ‘de grote drie’, dat wil zeggen v&D, c&a én De
Bijenkorf, hoewel de laatste veel kleiner was dan Albert Heijn.10 Anderzijds was
Albert Heijn inmiddels van een dergelijke omvang dat er altijd wel een uitnodiging
in de bus belandde om in een nieuw winkelcentrum deel te nemen, waarna Van
Meer met zijn lef voor een goede locatie kon gaan vechten.
Tegelijk met de uitbouw van het supermarktbestand moest er hoognodig aan de
rentabiliteit van de formule worden gewerkt. Op het moment van de definitieve
keuze voor supermarkten waren er van de acht exemplaren die men had slechts
twee winstgevend, en die verhouding zou voorlopig niet veel beter worden.11 Tot
op zekere hoogte was dit onvermijdelijk. Afgezien van de gebruikelijke aanloopver
liezen moesten diverse winkels een voorschot op de toekomst nemen, doordat ze
van start gingen in nieuwbouwwijken. De kern van het kwaad zat echter in de hui
dige schaal van de operaties.
Het bestieren van een supermarkt met zeventig werknemers en diverse
afdelingen was heel wat anders dan het bestieren van een bedieningszaak met vijf
werknemers, waarbij bovendien de echtgenote van de filiaalhouder een onbetaald
maar gevreesd oogje in het zeil kon houden. In een supermarkt moest meer disci
pline worden betracht, zowel van boven naar beneden als van beneden naar boven.
Van Meer, die in 1963 het hele filialenbestand onder zich kreeg, voerde met het oog
hierop een strakke lijnorganisatie in, waardoor iedereen slechts één baas boven zich
kreeg en allerlei ‘ruis’ verdween, bijvoorbeeld van de kant van de filiaalhouders-
vrouw. Aansluitend werd de winkelcontrole gewijzigd. ‘Madame x’, die jarenlang
de chefs de stuipen op het lijf had gejaagd, werd vervangen door gewone rayonlei-
ders, die niet anoniem over de winkels rapporteerden maar de desbetreffende
bedrijfsleiders direct over mogelijke tekortkomingen aanschoten.12
Een ander chapiter was de opleiding van het winkelpersoneel. Op dat
gebied moest in feite nog de omschakeling van bediening naar zelfbediening wor
den voltooid, laat staan dat men al aan de supermarkt toe was. Zo was in februari
1954 het opleidingsinternaat van de Amsterdamse Lauriergracht naar Zaandam toe
gekomen, waar als bijzonderheid een oefenwinkel werd opgesteld met een gedeelte
voor bediening en een gedeelte voor zelfbediening. De instructeurs van de school
waren echter allemaal met bediening opgegroeid, zodat zij veel tijd besteedden aan
warenkennis, het verkoopgesprek én traditionele vaardigheden als sierschrijven en
etalage-inrichting. Bij zelfbediening werden de artikelen echter geacht zichzelf te
186
MB