van Amsterdam - tevens professor in de planologie - op een terrein met de woor den: ‘Dat is een mooie plek voor een supermarkt.’ ‘Wat is een supermarkt?’ vroeg de hoogleraar... Maar zelfs al waren de ambtenaren en planologen voldoende bekend met het verschijnsel dan nog dachten zij vaak aan een grote winkel onder een woonblok, zonder te beseffen dat een supermarkt hinder kan opleveren voor de omgeving, vanwege de machines die er draaien en de aan- en afrijdende auto’s van transporteurs en klanten. Dit probleem was nog niets vergeleken met de politieke consternatie die zich bij een eventuele vestiging van een supermarkt kon voordoen. Veel midden standers zagen in die vestiging het directe einde van hun bestaan en oefenden druk uit op plaatselijke politici om er zich tegen te keren. Het valt niet te ontkennen dat de supermarkt de nodige slachtoffers zou maken; voor detaillisten van niveau bete kende de komst van een supermarkt echter een geregelde loop van klanten, waar zij baat bij konden vinden. Vandaar dat Ab de kritiek op de supermarkt placht te pareren met de opmerking: ‘De winkeliers protesteren altijd twee keer: als wij komen en als wij weggaan.’ Niettemin, het vereiste telkens een hele slag om een supermarkt van de grond te krijgen, zeker ook vanwege de vele vergunningen (minimaal 16) die ervoor nodig waren en die onwillige ambtenaren uitgebreid gelegenheid tot traineren gaven. Al met al kon het twee tot drie jaar duren voordat men met de bouw van een supermarkt mocht beginnen, en ontelbaar is het aantal malen dat men in een eerdere fase bleef steken. Deze situatie gold voor alle ondernemers die op dit vlak actief waren. Albert Heijn bezat intussen een belangrijke voorsprong op de rest: het bedrijf beschikte over voldoende middelen. Een supermarkt vergde geen tonnen aan investeringen, zoals een zelfbedieningswinkel, maar enkele miljoenen, waarna nog forse aanloopverliezen werden geleden. Een deel van dat benodigde geld kon Albert Heijn fourneren via Sterovita Melkexport. Daarnaast had het bedrijf als open NV altijd de mogelijkheid een beroep op de kapitaalmarkt te doen: tussen i960 en 1970 steeg het geplaatste aandelenkapitaal van 10 tot 25 miljoen gulden. En op de achter band beschikte men nog altijd over de 42,6 miljoen gulden van de klantenobliga ties, al hield men dat bedrag angstvallig in kas voor het geval dat de klanten ineens massaal hun zegeltjesgeld zouden opeisen.3 Vandaar dat Albert Heijn als geen ander de uitbouw van het aantal super markten professioneel ter hand kon nemen. Er werd een directoraat Onderzoek, Bouw Ontwikkeling opgericht, dat alle activiteiten bundelde op het gebied van vestigingsplaatsonderzoek, prospecting, distributieresearch en personeelsopleiding. De leiding ervan had de energieke Hans van Meer, die begin 1959 van de voorloper van het vno naar Albert Heijn was overgestapt en als zoon van een bankier leek te 181 DETAILHANDEL ALS TRIOMF I

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 186