HET NETWERK Ab Heijn De eerste vraag was: hoe moest het aantal supermarkten worden uitgebreid? Nog steeds was het zo dat de overheid op beperkte schaal bouwvergunningen afgaf om de strijd tegen de woningnood op volle sterkte te kunnen voeren. Ook hielden ambtenaren en planologen weinig rekening met de komst van supermarkten. Dat was deels uit onwetendheid. Zo wees Ab Heijn eens het hoofd Stadsontwikkeling in de notulen nog één wijsheid vast die op De Gruyter leek te slaan: ‘De onderne ming die niet in staat is een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van haar bran che is ten dode gedoemd’.1 Albert Heijn kon het toen alleen nog vermoeden, maar de keuze voor de super markt paste achteraf perfect in de tijd. In 1963 werd de geleide loonpolitiek afge schaft, met als resultaat een loonexplosie van vijftien procent het jaar daarop en vervolgens zouden de lonen jarenlang sterker stijgen dan de produktiviteit. Nederland werd van een goedkoopte-eiland een duurte-eiland, een welvaartsmaat schappij. Men sprak ineens over een seksuele revolutie, over deconfessionalisering en ontzuiling. Op consumptief vlak werden de genoegens van enkelen de genoegens van velen, en hier lag de band met de supermarkt: een hoorn des over- vloeds, waaraan iedereen zich kon laven. Dit was letterlijk het geval. De supermarkt werd inderdaad de eerste levensmiddelenwinkel voor iedereen. Mannen bewogen er zich even gemakkelijk als vrouwen. Jong en oud kwam er, zo ook arm en rijk, terwijl ‘rijk’ eigenlijk nooit persoonlijk in levensmiddelenwinkels was verschenen. Het meest opvallend was misschien dat de supermarkt alle gezindten naar zich toe lokte. Wat dit betreft had den er steeds vaste tradities bestaan. Katholieken gingen naar De Gruyter, protes tanten naar de Spar of de Centra en socialisten naar de coöperatie. Bij Albert Heijn, op zichzelf neutraal, hing de klandizie doorgaans van de betrokken filiaalhouder af. De oude Gerrit had hiermee voor de oorlog nog een leerzaam experiment uitge voerd in Alphen aan den Rijn, een dorp dat half katholiek half protestants was. Hij benoemde er eerst een katholiek, maar toen bleven de protestanten weg, en vervol gens een protestant, en toen bleven de katholieken weg. Gerrit dacht slim te zijn en plaatste er iemand die katholiek noch protestants was, met als gevolg dat er hele maal niemand meer in de winkel verscheen.2 Bij de supermarkt daarentegen was de filiaalhouder voor veel mensen vooral een foto aan de muur; men kwam voor de formule. In die zin maakte de supermarkt deel uit van alle stormachtige verande ringen tijdens de jaren zestig. 180 1

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 185