PM
ijslollie van vijf cent en een waterijsje van tien cent konden halen, maar dit bracht
nauwelijks een geldstroom teweeg. Enkele alternatieven, zoals Moro’s voor volwas
senen en verpakt dessertijs, bleken niet te lopen. Toen de Vami over 1961 een ver
lies van 1,2 miljoen gulden moest incasseren, drongen verscheidene commissarissen
aan op afstoting van het bedrijf. Jongeren als Ab waren hier direct voor, zo niet
Gerrit Heijn, die een nieuw argument naar voren bracht waarom hij het concern zo
in de breedte had uitgebouwd: risicospreiding. Toch zag Gerrit in dat hij met de
Vami juist het risico in huis had gehaald. Bovendien hield hij als kruidenier niet
van het seizoensmatige van het bedrijf, waarbij nee-verkoop en onverkochte voor
raden elkaar even vaak afwisselden als regen en zonneschijn. Het was dan ook
Gerrit die als eerste een bevredigend overnamebod van 2,6 miljoen gulden van
Unilever wilde accepteren. Deze transactie werd geëffectueerd op 1 mei 1962, wat
een van de laatste daden van Gerrit was als lid van de raad van bestuur.32
Als commissaris verzette Gerrit zich vervolgens fel tegen een eventuele
verkoop van Patria, die meteen daarna aan de orde kwam. Patria was op papier
echter even hopeloos als de Vami. Men had het bedrijf gekocht om produktiecapa-
citeit te krijgen en inderdaad was inmiddels de hele biscuitproduktie van Zaandam
naar Amsterdam verplaatst. De omzet van Patria steeg hierdoor van 4 naar 6,5 mil
joen gulden, maar men leed nog steeds een verlies van enkele tonnen vanwege
onderbezetting. Er werd een organisatiebureau ingeschakeld, Raedt en Baet, dat
met een opmerkelijk venijnige conclusie kwam. Terwijl men zich bij Albert Heijn
steeds druk had gemaakt om de hinder die de winkels van de produktiebedrijven
ondervonden, speelde hier het omgekeerde: Patria had hinder van Albert Heijn.
Vanwege de ‘gigantische strijd in de levensmiddelensector’, aldus Raedt en Baet,
waarin Albert Heijn ‘de grote boeman’ was die ‘alle andere boemannen’ activeerde,
wreekten collega-kruideniers zich op Patria door eenvoudig geen bestellingen bij
het bedrijf te plaatsen. De aanbeveling van Raedt en Baet luidde dan ook dat Albert
Heijn Patria zou verkopen. Gerrit Heijn wierp weer in het midden dat er aan risi
cospreiding moest worden gedacht, maar neef Ab veegde dit van tafel met de
opmerking dat risicospreiding alleen zinvol kon zijn er als geen tegenstrijdige
belangen bestonden. En op 17 mei 1963 werd Patria voor 2,5 miljoen gulden overge
daan aan Sitos.33
Met de melkfabrieken ging het dezelfde kant op. Onmiddellijk nadat de aanloop
verliezen in Rotterdam zich hadden aangediend, had men her en der gepeild of er
belangstelling voor een overname van Sterovita bestond, maar de prijzen die daar
bij genoemd werden waren oninteressant. Klaarblijkelijk moest Sterovita eerst
financieel op orde worden gebracht. Om in elk geval zo weinig mogelijk ballast te
174