INLEIDING Nederlanders worden regelmatig voor een volk van kruideniers versleten. Wie naar Koninklijke Ahold kijkt, moet wel tot de conclusie komen dat het hier in wezen om een compliment gaat. Het is ongelofelijk hoe lang dit concern al de trom roert. Er valt ook nauwelijks een verklaring voor te geven die met harde bewijzen is te staven. Met het bedrijfskundige theorieboekje in de hand kan iedereen vaststellen dat het concern zijn specialiteit heeft gezocht en gevonden in grootschalige levensmiddelen distributie, eerst in Nederland en later ook daarbuiten. Maar dat laat de belangrijkste vraag onbeantwoord: hoe komt het dat het concern steeds zijn toewijding, veerkracht en expansiedrang heeft behouden? Men kan hierover slechts enkele stellingen pone ren... Wat ongetwijfeld goed voor Ahold en Albert Heijn is geweest is de vestigingsplaats. In de Zaanstreek bestond een lange traditie van ondernemerszin, vooral met betrek king tot levensmiddelen, die een aparte sfeer van zorgvuldigheid en hygiëne met zich meebrengen. Daarnaast heeft de streek eigenlijk een gematigde strijd tussen kapitaal en arbeid gekend, omdat linkse partijen al in een vroeg stadium de plaatselijke poli tiek zijn gaan overheersen. De sociale verhoudingen en omgangsvormen zijn er dan ook zeer open en vrij, waardoor mislukkingen en stagnatie niet lang onbesproken blijven. Ahold heeft van dit klimaat geprofiteerd en er mede inhoud aan gegeven: geen enkel bedrijf kan meer dan een eeuw bestaan zonder een prettige werksfeer en een zeer degelijk personeelsbeleid te hebben. Het lijkt ook goed te zijn geweest dat het concern tot in de jaren vijftig, toen het nog in hoofdzaak een familie-aangelegenheid was, steeds in de schaduw van andere familiebedrijven is gebleven. In de Zaanstreek waren fabrikanten als Verkade en Duyvis sfeerbepalend en op nationaal niveau was er de machtige concurrent De Gruyter. Met name De Gruyter zorgde voor veel motivatie bij het concern; de vraag: ‘Wat doet De Gruyter?’ lag jarenlang op de lippen van de medewerkers bestorven. Dat juist deze familiebedrijven het loodje hebben gelegd of zijn overgenomen, zegt iets over de moeilijkheid om in die ondernemingsvorm aan de top te blijven. De grootste zegen voor Ahold is ongetwijfeld het management geweest. De stichter Albert Heijn behoorde tot de pioniers van het moderne detailhandelswezen, die hun winstkansen niet in de marge maar in de omzet zochten. Hier zat een bij de buitenwacht onbekend idealisme achter. Albert liet zich uiteraard door economi sche motieven leiden, maar hij had ook een missie. Hij wilde alledaagse én luxe etenswaren zo goedkoop mogelijk onder de mensen brengen. Dit was in die tijd, toen veel winkeliers nog met zeer hoge marges werkten, een revolutie, die achteraf 11 B—

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 16