nauwe straat met eenrichtingsverkeer, die geen trucks met oplegger kon velen. Bovendien moest er nog altijd iets gebeuren met de diverse fabrieksmagazijnen, die ook al in een nauwe straat waren gesitueerd. Begin i960 werd in de pas opgespoten Achtersluispolder aan het Noord- zeekanaal, vlakbij de Coentunnel waarmee de overheid doende was, een terrein gekocht voor een gebouw, waarin alle magazijnen, ook het kaaspakhuis en de wijn kelder, moesten worden samengebracht. Een studiecommissie reisde eerst af naar Engeland, Duitsland en de Verenigde Staten om voorbeelden te bekijken, waarbij vooral de bezoekjes aan enkele legerbases instructief bleken. Nadat alle eisen waren geformuleerd kon architectenbureau De Weger Van der Aa het ontwerp maken: een onderkelderde prefab hal van drie voetbalvelden groot; zonder ramen en gedeeltelijk airconditioned; en met de vloer op laadhoogte, zodat de vrachtwagens - maximaal honderd tegelijk - pal tegen het gebouw konden aanrijden. De eerste paal van dit miljoenenproject werd in oktober i960 geslagen en in juni 1963 werden de laatste voorraden naar binnengebracht.3 Men doopte dit geheel ‘Distributie Centrum’, een merkwaardige term voor mensen die de oorlog hadden meegemaakt, maar toch toepasselijk, omdat er meer werd gedaan dan louter opslag. Het was alsof het transport zich tot in het inwendige van het gebouw uitstrekte. Alle goederen lagen op pallets, die weer op rolstellingen stonden, waardoor het systeem van first in, first out een automatisme werd. Vanzelfsprekend was er een verregaande ordening doorgevoerd in de plaat sing van de stellingen. Ook waren er opvallende nieuwtjes: een zogenoemde Ijzeren Man, waarmee iemand zich zes meter in de lucht kon laten verheffen; en enkele radiografisch bestuurde treintjes die de laadmeester achter zich aan liet rijden tij dens zijn gang langs de stellingen. Deze ‘robottreintjes’ waren te ver gegrepen, zij functioneerden niet.4 Maar men behield een kolossaal park aan ophaalwagens, transportwagens, vorkheftrucks plus enkele herenfietsen, waarmee de afdelingschefs door het gebouw ijlden, wat op de tijdgenoot een even fabuleuze indruk maakte als die treintjes. Een aansluitende verbetering lag op het gebied van de voorraadadmini stratie. Sinds 1931 werkte men met boekhoudmachines van Burroughs, sinds 1938 met een reusachtige ponskaarteninstallatie van Hollerith. Deze Hollerith, zo had men tijdens de voorbereiding van het distributiecentrum becijferd, zou op den duur onvoldoende capaciteit bezitten om de winkels op voorraad te houden. Bovendien vergde de installatie veel verwerkingstijd: er lag een volle week tussen opgave en aflevering van de bestellingen, wat van de bedrijfsleiders een bijna profe tisch inzicht in de loop van de artikelen verlangde. Na vijf jaar van studie en voor bereiding werd in maart 1965 een ‘reken- en geheugenwonder’ in gebruik genomen, 160 M

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 165