157 waren; wie daarna nog wilde beginnen moest een vergunning halen. Albert Heijn verkocht sinds jaar en dag klein keukengerei en schoonmaakspullen, geen servies goed. Volgens Bomli was serviesgoed echter met name aantrekkelijk voor de super markten, omdat zij daardoor administratief in zoveel winkelcategorieën zouden terechtkomen dat zij niet langer onderhevig waren aan de verplichte vakantie- sluiting. Dit viel in de praktijk tegen, maar in de loop van 1956 stalde men in ettelij ke winkels serviesgoed uit.58 Om eenzelfde reden, dus om eventuele vestigingsbesluiten voor te zijn, bracht Albert Heijn andere artikelen onder de aandacht. Als aardigheidje pakte men in september 1956 bloembollen en potgrond op. Gloeilampen volgden in november 1958, evenals Engelse pockets, die twee jaar later aangevuld zouden wor den met Zwarte Beertjes en Prisma’s. In de eerste maanden van 1959 waren er weer proeven met damesnylons en veters, idem dito met kunstbloemen aan het eind van dat jaar. En in de loop van i960 startte men op kleine schaal met de verkoop van eenvoudige schrijfbehoeften, wat speelgoed en grammofoonplaten.59 Bij al deze artikelen bleef de levering het belangrijkste struikelblok. De platenmaatschappijen bijvoorbeeld kenden zeer hoge kartelprijzen en omdat Al bert Heijn zijn principe van grote omzet en kleine winst niet overboord wenste te gooien, weigerden die maatschappijen te leveren; vandaar dat men met een onaf hankelijk bedrijfje in zee ging dat verzamelalbums van nagezongen tophitjes uit bracht. In een ander geval waren het collega-winkeliers die in het geweer traden. Eén initiatief op het gebied van non foods zou daardoor zelfs volledig om zeep wor den geholpen. Het ging om breiwol, waarvoor een wolhandelaar Albert Heijn had benaderd. Om breiwol te mogen verkopen was een textielbrevet vereist, tenzij, aldus de wolhandelaar, de wol in de winkels slechts zou worden besteld en vervol gens per post werd thuisgestuurd. Deze opzet was te grappig om niet te proberen. Er werd in januari 1957 een postorderbedrijf opgericht met de naam ‘nv Marvelo’, en in diverse filialen kwamen daadwerkelijk keuzekaarten te hangen. Maar de gevestigde wolwinkeliers waren hierover zo woedend dat zij bij de grossiers een boycot van de partner van Albert Heijn wisten te bewerkstelligen. In augustus van hetzelfde jaar werd Marvelo daarom geliquideerd; men hield er slechts een lege vennootschap met een mooie naam aan over...60 En hoe zat het met het ‘algemeen levensmiddelenbedrijf waaraan allerwe gen werd gesleuteld? De staatssecretaris van Economische Zaken had in een ont- werp-vestigingsbesluit van 1958 nog wel het advies in die richting van de SER gevolgd, maar hij sprak daarbij meteen de vrees uit dat een dergelijk bedrijf op grote weerstand zou stuiten. Dit bleek zonder meer het geval te zijn. Letterlijk dui zenden mensen in tientallen organisaties bogen zich over het ontwerpbesluit, dat DE MARKT IN HUIS

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 162