156 blauw plafond met verzonken spotjes, een kleurrijke luifel boven de kaasafdeling, een inhammetje met bruine balken voor de Franse wijnen, een ‘vitaminebar’ als groentenafdeling, en achter weer nieuwe glazen deuren de slagerij met veel spiegels. Als slotstuk was er de nieuwigheid dat de klant bij de kassa zijn boodschappen op een band moest zetten, waarna ze vanzelf naar de caissière doorschoven.55 ‘De moderne levensmiddelenwinkel,’ zo schreef iemand, ‘lijkt op een theater, dat al voor de zoveelste week een voorstelling geeft van het toneelstuk: Verkoop.’56 Na de Grote Houtstraat zouden er tot i960 vijf supermarkten bijkomen, gehinderd enerzijds door bouwstops en anderzijds door gebrek aan geschikte panden. Men hoefde ook niet veel haast te maken, want de directe concurrenten lieten het opmerkelijk genoeg afweten. De Edah kreeg in 1959 zijn eerste Ziezomarkt; Simon de Wit, die met de zelfbediening nog voorop had gelopen, opende pas in i960 zijn eerste S-markt, en De Gruyter kón feitelijk niet volgen zolang dit bedrijf vasthield aan de verkoop van eigen fabrikaten. Vanwege deze voorsprong kreeg men bij Albert Heijn de rust om aan ver dere parallellisatie te werken. Kip werd op een gegeven moment het doelwit, om een speciale reden. Met tweehonderdduizend pluimveehouders was Nederland een van de grootste kippevlees-exporteurs van de wereld en toch kwam dit produkt hier zelden op tafel. Dit was een direct gevolg van een ontoereikend distributie apparaat: de kip werd duur verkocht door slechts zeshonderdvijftig poeliers, van wie de meesten nog langs de deuren trokken. In acht van de tien gemeenten was hierdoor nauwelijks kip te krijgen. Albert Heijn besloot in september 1957 in de Grote Houtstraat met kip in diepvries te beginnen, waarvoor iemand speciaal een poeliersdiploma haalde. Twee jaar later kwam er een rotisseerapparaat bij om de kippen te grillen, een feest voor de klanten die zoiets nog nooit hadden gezien. Intussen was er overleg gaande met het Produktschap Pluimvee en de poeliers. De laatsten hadden steeds hun rangen gesloten gehouden, maar bleken nu bereid de verkoop van diepvrieskip vrij te geven: vanaf oktober 1959 kon de staatssecretaris van Economische Zaken aan levensmiddelenwinkels vergunningen voor diepvries kip gaan verstrekken.57 Binnen de kortste keren zou hierdoor het gemiddeld ver bruik van dergelijke kip opklimmen tot vier kilo per jaar. Parallellisatie was er ook ten aanzien van wat naar Amerikaans gebruik nonfoods, ofte wel gebruiksartikelen, ging heten. Directiesecretaris mr. Piet Bomli, die namens Albert Heijn in tal van besturen en commissies voor de detailhandel zat en de ontwikkelingen rond de vestigingseisen op de voet kon volgen, wist op zeker ogenblik te melden dat er in 1956 een Wet op huishoudelijke artikelen zou worden afgekondigd, die de verkoop ervan voorbehield aan diegenen die er reeds mee bezig

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 161