f 1,95 komen, die vrij liet raadzaam zoveel borrels, die toen ook nog zeldzaam waren in Nederland. Om de verkoop van sherry wat op te vijzelen begon Albert Heijn met zijn oude politiek van lage prijzen en een nadrukkelijke uitstalling, hoewel men speciale reclame-acties achterwege liet, want veel verwachtte men niet van dit artikel. Maar ineens kwam de loop erin, eigenlijk een raadsel. Er werden in Nederland inderdaad steeds meer recepties en borrels gehouden en het publiek, dat was een oud gegeven, bleef zich afwenden van gedis tilleerd, zodat een nieuw ‘sociaal’ drankje gewenst was. En sherry bezat zekere voordelen: het was makkelijk drinkbaar, want zonder al te preciese voorschriften ten aanzien van het gebruik; het was onbeperkt houdbaar en men kon het zo droog als cognac en zo zoet als vermouth krijgen, terwijl het goedkoper dan beide was. Nog voordat anderen de trend ontdekten, sprong Albert Heijn er grootscheeps op in, met een prijsstelling die niemand kon verbeteren: f 3,75 voor Pale, f 4,25 voor Green Label en f 4,25 voor Gold Label. Voor een likeurwijn waren dit eigenlijk idio te bedragen, maar het punt was dat sherry in eerste instantie dusdanig excentriek werd gevonden dat het imago niet bepaald werd door de prijs. Albert Heijn voer daar wel bij. Met een verkoop van honderdduizenden flessen per jaar werd Albert Heijn binnen de kortste keren de grootste sherry-importeur van Nederland en uit eindelijk van de wereld, omdat Nederland het enige andere sherry-drinkende land, Engeland, in consumptie oversteeg.43 Een slag als bij sherry, zo redeneerde men, moest ook ten aanzien van wijn kunnen worden uitgevoerd. Men zat bij wijn aanvankelijk op een tamelijk exclusief spoor. Wijn, hoewel van oudsher voor de ‘high society’, was ook voor ‘ons soort mensen’, stelde men in advertenties, waarmee dit begrip een opmerkelijke omkering kreeg, alsof het niet op de elite maar op de massa sloeg. Tegelijk regende het in die advertenties van namen: een St. Emilion 1957, een Chateauneuf du Pape 1953, een Petit Chablis 1954; en men raadde de klanten aan alvast een wijnkeldertje te beginnen, zodat zij zich ‘prinsheerlijk als die landheren van vroeger’ konden voelen.44 De gang van zaken bij de sherry leerde echter dat men alleen iets populair kon maken door aan te sluiten bij de vraag; forceren was onmogelijk. En welke vraag leefde er onder het publiek? Nederlanders die in Frankrijk en Italië vakantie vierden, maakten daar kennis met wijn als dagelijks gebruiksartikel, iets wat men bij de kruidenier op de hoek kon kopen en in de meeste restaurants in flinke hoeveelheden kreeg voorge schoteld. Wilde Albert Heijn zijn wijndebiet vergroten dan moest op die ervaring worden ingespeeld; dus in plaats van klinkende namen kon men beter met een onbekende Passetoutgrain van f 2,75 of een Palais Gallien van wel gelijkstonden aan anonieme landwijn. Bovendien was mogelijk zoete wijnen in de collectie op te nemen, omdat Nederlanders niet DE MARKT IN HUIS 151 I

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 156