het begrip merchandising ofte wel artikelstrategie, als onderdeel van een meer alge mene ‘marketing’.38 Het was geen toeval dat Albert Heijn in 1956 contact kreeg met Martin Lederman, een merchandiser uit New York, die eerder de Bijenkorf adviezen had verstrekt. Lederman was een vroege uitgave van een zakengoeroe, die een koele, onverschrokken analyse combineerde met een warme en opwekken de aanpak (‘Play the winner’). Hij stelde op verzoek een tweedelig Merchandising Book samen, waarin hij Albert Heijn kwalificeerde als een progressief bedrijf, met een goed en relatief goedkoop assortiment, waarmee ingespeeld werd op ‘new ways of living’. En toch waren de werkmethoden die Albert Heijn volgde meer geschikt voor de ‘personal selling’ van de bedieningszaken dan voor de ‘mass selling’ van de zelfbedieningszaken. Bij ‘mass-selling’ hoorde als het ware het publiek de baas te zijn. De bedrijfsleiding diende via enquêtes te achterhalen wat er onder het publiek leefde en moest niet verkopen wat haar het beste uitkwam maar wat het publiek wenste.39 Deze uitspraak, een variant op het gezegde ‘de klant is koning’, bevatte voor echte verkopers als Legerstee niets opzienbarends, maar wel voor de rest van het bedrijf. Het betekende in feite dat men nog meer artikelen hoorde te voeren, ook merkartikelen. En vooral dat laatste lag gevoelig. Hoewel Albert Heijn in tegenstelling tot De Gruyter honderden artikelen van derden aanbood, werden sommige merken bewust uit de winkels geweerd. Dat gold in het algemeen voor artikelen die men zelf produceerde, al was men daarin niet consequent, want Verkade en inmiddels ook Droste leverden nagenoeg hun volledige koekjes- en chocoladepakket, dat in variaties aan de Oostzijde werd vervaardigd. Het meest uitgesproken was men echter tegen de verkoop van andermans koffie, in het bij zonder van Douwe Egberts, dat landelijk gezien veruit het grootste marktaandeel bezat. Men was bang dat als Douwe Egberts eenmaal werd binnengehaald, het eigen fabrikaat snel in de verdrukking zou raken. Legerstee, gesteund door Ab Heijn, had niettemin al in 1953 gepleit voor opname van Douwe Egberts. Hij vond dit bij de service horen, en bovendien zou men op die manier volle klanten kunnen maken van mensen die nu hun koffie elders gingen halen. Naar aanleiding hiervan was inderdaad een kleine proef met Douwe Egberts en Van Nelle gehouden, maar Gerrit Heijn had zich uitdrukkelijk verzet tegen meer dan dat.40 Met de uitspraak van Lederman in de hand werd de kwestie opnieuw actueel. Na veel vijven en zessen ging Gerrit Heijn akkoord, onder de voorwaarde dat er tegelijk een grote actie rond de eigen koffie omheen zou worden gebouwd. En juist op dat punt kon Lederman uitkomst bieden.4' Op zijn advies was in 1956 een smaakpanel van huisvrouwen ingesteld om eens te horen welke melanges zij prefereerden. Algemeen ging men er in die tijd van uit dat de duurste koffie de lek- DE MARKT IN HUIS 147

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 152