toch de reden zijn van de vaste greep van het Bossche bedrijf?
Tijdens een van de vele beraadslagingen tussen De Vries en Gerrit Heijn
had een van de jongere verkoopmensen, Cor Govers, toevallig binnenkomend, de
mening verkondigd dat de sleutel niet in de tien-procentskorting zat, maar in de
spaarmogelijkheid die werd geboden. Volgens Govers legden de klanten van De
Gruyter de zegels die zij kregen apart om ze in te wisselen als er een fiets, een jurk
of een paar schoenen moest worden aangeschaft. De Vries was hierover gaan
nadenken. Albert Heijn had nooit een algemene spaarmogelijkheid gekend; er
werden op individuele artikelen wel waardebonnen en kortingen verstrekt, maar
verder zocht men zijn heil in netto-prijzen. Als Albert Heijn toch een spaarmoge
lijkheid zou bieden moest dit netto-prijzensysteem gehandhaafd blijven, want wat
De Gruyter en anderen deden was bij nader inzien weinig fraai: door hun prijzen
kunstmatig hoog te houden, namen zij ongevraagd geld van de klanten in beheer
zonder daar rente over te vergoeden. Zo was De Vries op het idee van de aandelen
gekomen, waarvoor de klanten konden sparen door op hun boodschappen vrijwil
lig een opcentje te leggen. De aantrekkelijkheid van dit aanbod zat natuurlijk in de
winstdeling waarop de klanten uitzicht kregen.28
Commissaris Verrijn Stuart en zijn collega’s juichten de klantenbinding
die langs deze weg tot stand zou komen toe, maar zij hadden onoverkomelijke
bezwaren tegen aandelen. De wetgeving was zodanig dat bij een dividenduitkering
zowel de klant als de vennootschap belasting moest betalen. Bovendien zouden
aandeelhoudende klanten het recht hebben om in de jaarlijkse aandeelhouders
vergadering hun stem uit te brengen, wat wel erg ver ging. Los daarvan was het
beoogde publiek, huisvrouwen voornamelijk, onbekend met het verschijnsel
beurskoers, waardoor menigeen zich gedupeerd zou voelen als er ooit een laag
dividend werd uitgekeerd. Verrijn Stuart suggereerde daarom obligaties te gebrui
ken.29
De zaak werd hiermee doorverwezen naar de Albert Heijn-directie, die
onmiddellijk aan de slag ging. Er was namelijk haast geboden, want steeds meer
bedrijven kwamen met spaarzegels, ook al ging het daarbij uitsluitend om dwang
matige systemen, met prijsversluiering in plaats van prijsconcurrentie.30 Wat één
bedrijf, Zijlstra, deed, was wel heel kras. Deze dochter van De Gruyter gaf sinds
begin 1954 de klant voor elke bestede gulden een zegel en voor vijfhonderd zegels
een aandeel van tien gulden! Los van het feit dat de klanten dit systeem zelf
bekostigden, leek het erop alsof Zijlstra bij Albert Heijn onder de tafel had gezeten
toen de aandelen ter sprake kwamen (althans totdat ze werden afgewezen).31
De directie liet preciese voorwaarden voor de obligaties opstellen. Bij
elke volle gulden aan boodschappen, zo werd bepaald, kon de klant een zegel van
DE MARKT IN HUIS
>43