135
ven, was net voor de opening van de eerste zelfbediening opgedoekt.11 De depots
verdwenen op 5 maart 1959, toen de laatste in Houten dichtging. En de chocolate
nen, die nooit echt levensvatbaar waren gebleken omdat ze te dicht bij gewone
filialen lagen, behoorden op 10 februari van hetzelfde jaar tot het verleden (met de
sluiting van ‘Wormerveer’). Alleen voor de laatste venter, Janus Oosthoek uit het
Zeeuwse ’s Heerenhoek, kende men respijt: hij mocht met zijn motorbakfiets blij
ven rondrijden tot aan zijn pensioen in 1967.12
Intussen was het niet zo dat de zelfbedieningszaken direct tot grote win
sten voerden. Wat dat betreft werd men zelfs teleurgesteld. Hoewel de omzetten in
die zaken over het geheel genomen aanmerkelijk hoger lagen dan in de toonbank-
zaken, bleef de gemiddelde omzet per werknemer in beide winkeltypen ongeveer
gelijk, terwijl alleen al de inrichting van een zelfbediening vele malen duurder was.
De oplossing moest van besparingen komen, maar bij nader onderzoek bleek de
belangrijkste mogelijkheid daartoe niet bij de zelfbediening maar bij de bediening
te liggen. Die besparing betrof het klantenkrediet. De ervaring leerde dat er per
zelfbedieningszaak maar één klant opstapte omdat hij geen krediet meer kreeg. Het
leek daardoor waarschijnlijk dat een zelfde regel ook voor de bedieningszaken kon
worden ingesteld, en vanaf eind 1953 ging men daartoe geleidelijk over, wat een
overeenkomstige reactie bij de klanten opleverde.13 Dat Albert Heijn niet langer
krediet gaf, zou in de toekomst, toen de proporties vele malen groter waren gewor
den, jaarlijks miljoenen guldens aan renteverlies schelen.
Ab Heijn zelf wilde verder gaan: hij stelde voor in beide winkeltypen de
thuisbezorging af te schaffen. Afgezien van de besparing zou dit ook een gehate
bezigheid schelen, want het personeel kreeg een gloeiende hekel aan de bedompte
hokken waarin de commissies doorgaans moesten worden klaargemaakt en er
waren steeds minder jongens te vinden die de hele dag door een wijk wilden fiet
sen. Men kon wat dit aangaat lering trekken uit Simon de Wit, die recentelijk het
uitbrengwerk had geschrapt, met als gevolg dat verscheidene jongens van Albert
Heijn naar Simon de Wit waren overgestapt. Maar omdat De Gruyter en andere
kruidenierszaken hun bezorgdienst handhaafden, haalde het voorstel van Ab het
niet. Wel werd men het er in juni 1954 over eens geleidelijk te stoppen met het
zogenaamde ‘horen’, ofte wel het ophalen van de bestelboekjes: de klanten moesten
voortaan hun boodschappen zelf telefonisch doorgeven of hun bestelboekjes
komen inleveren. En verder vond men het juist dat er voor de bezorging een vaste
dag werd ingesteld plus een minimumbedrag aan boodschappen: eerst was dat vijf
gulden, vervolgens tien gulden en ten slotte vijftien gulden.14 Op zichzelf liep men
hiermee echter achter de feiten aan. Sommige wijken, en dat gold zowel voor zelf-
bedienings- als voor bedieningszaken, gingen eenvoudig wegens gebrek aan perso-
DE MARKT IN HUIS