OUD EN JONG streeks tot Albert Heijn, wat de laatste zowel irriteerde als streelde: blijkbaar was niet Simon de Wit maar Albert Heijn ‘de grootste concurrent’.4 ■MP Dat de branche sterker en volwassener was geworden, ervoer Albert Heijn ook in de filialen. Het bedrijf had zich met de andere grootwinkelbedrijven altijd kunnen onderscheiden door goed geoutilleerde en hygiënische winkels, opvallende recla mes, professionele bediening en lage prijzen, maar die tijd was nu voorbij. Met name de vrijwillige filiaalbedrijven wisten de voordelen van grootschaligheid op een ideale manier aan die van kleinschaligheid te koppelen. Niet alleen konden zij met een kleinere organisatie volstaan, zij waren ook vrij van banden met een pro- duktie-apparaat of met vaste leveranciers: zij maakten eenvoudig gebruik van de aantrekkelijkste aanbiedingen die zich op de markt voordeden. Op papier waren zij daardoor zelfs sterker dan de gevestigde grootwinkelbedrijven. Alleen enkele pas beginnende filiaalbedrijven als Dirk van den Broek, Jac. Hermans en Fred van de Werf schenen makkelijk tegen de vrijwillige filiaalbedrijven op te kunnen boksen, maar zij volgden een beperkte strategie. Zij bezaten met elkaar een inkoopvereni- ging en haalden uit binnen- en buitenland voordelige partijen, die zij in winkels met een tamelijk schraal assortiment en zonder enige service aanboden. Deze bedenkelijke ontwikkeling werd binnen de leiding van Albert Heijn herhaaldelijk besproken. Jaap de Vries constateerde geschokt: ‘Wij zijn onze voor sprong uit de jaren dertig kwijtgeraakt.’ Inkoper Ligtenstein stelde: ‘Wij durven niet meer zwak te zijn’, en verkoper Legerstee merkte op: ‘Wij zijn niet langer goedkoper dan andere kruideniers.’5 Het geval wilde dat in dezelfde tijd de reclames die Valk afleverde en die het visitekaartje van het bedrijf moesten vormen, op ‘een versleten grammofoonplaat’ begonnen te lijken. Boffie werd weer regelmatig van stal gehaald, zo ook de oudbakken kwartjesreclame. Nieuw was een album met spaarprentjes van Sneeuwwitje, waarvan Valk het copyright van Walt Disney had gekocht, maar toen hij daarna met Doornroosje van dezelfde maker kwam aanzetten, vond men het wel letjes. Het was uiteindelijk oud-verzetsman Dirk Vethaak, inmiddels opgeklommen tot eerste medewerker van De Vries, die de kat de bel aanbond. Tijdens een directie vergadering waar hij feitelijk geen recht van spreken had, zei hij: ‘We moeten meer in de aanval gaan; we moeten ons bestaansrecht bewijzen. Op het ogenblik verdedi gen we alleen onze economische positie.’6 Dit was weer zo’n typische uiting van Zaanse directheid, waarmee men zijn voordeel kon doen. Een gelukkige omstandigheid was dat juist de onderdirec- tie een andere samenstelling nodig had. Maurits Ligtenstein ging met pensioen en 132

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 137