De markt in huis CONJUNCTUUR EN STRUCTUUR Het tijdstip waarop Albert Heijn zijn eerste zelfbedieningszaak opende, had achter af niet beter kunnen worden gekozen. De naoorlogse schaarste was voorbij en ondanks het verlies van Nederlands-Indië en de watersnoodramp van 1953 zou het bruto nationaal produkt twee decennia lang met bijna vijf procent per jaar toene men, terwijl de bevolking steeg van tien naar twaalf miljoen. De basis voor deze ongekende groei werd gelegd door een krachtige industrialisatie, waarvan het Rotterdamse Botlekgebied het meest zichtbare resultaat vormde. Tegelijkertijd ech ter dijden de ambtenaren- en de dienstensector uit, welke qua werkgelegenheid zelfs dubbel zo groot als de industrie zouden worden. Dit alles werd zeker bespoe digd door het ontstaan van de Benelux en de EEG, waarbij de Marshallhulp en, na 1959, het aardgas van Slochteren nog voor substantiële aanvullingen op de algeme ne middelen zorgden. Belangrijker was dat de stijging van het nationaal inkomen niet onmiddellijk werd opgeëist voor consumptievergroting, maar bestemd werd voor nieuwe investeringen. Die consumptievergroting kwam er trouwens toch. In 1954 werd de eerste ‘welvaartsloonronde’ doorgevoerd. Bovendien kreeg nu ook de niet-actieve bevolking een gegarandeerd bestaansminimum, getuige de Werk loosheidswet, de aow, de WAO en de Bijstandswet. Zodoende kon een ieder zich geleidelijk omringen met de jongste symbolen van de welvaart: een auto, een koel kast, een televisie of een premiewoning in een van de talloze nieuwbouwwijken die verrezen. Voor de kruideniersbranche als geheel bood dit alles volop kansen, zij het dat het keurslijf waarbinnen de branche moest opereren strak bleef. Indirect van invloed waren de diverse bouwstops die de overheid tot in de jaren zestig afkondigde om zoveel mogelijk bouwcapaciteit te reserveren voor de strijd tegen de woningnood. Direct van invloed was de prijzenpolitiek van de overheid. De volledige prijsèefieer- sing, die vanaf het uitbreken van de oorlog had gegolden, was in 1949 goeddeels

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 134