met een zelfbediening kwam. Ook de Edah en Simon de Wit, respectievelijk in
Eindhoven en Alkmaar, waren trouwens in dat jaar met een zelfbediening begon
nen. Ten aanzien van de directe concurrenten had Albert Heijn nu alleen nog een
voorsprong op De Gruyter, en wat leek er aardiger dan juist in een gebied neer te
strijken waar De Gruyter dominant aanwezig was, Rotterdam en omgeving? Aan de
Oranjestraat in Schiedam bleek een hoekpand van 290 vierkante meter beschikbaar
te zijn.
Legerstee en Ab maakten een schaalmodel van de winkel en trachtten al
experimenterend te achterhalen wat de ideale looproute en schapindeling was. Zij
wisten uit de literatuur dat zij de etalages zo eenvoudig en functioneel mogelijk
moesten houden en niet mochten vervallen in de Europese neiging om er ware
kunstwerken van te maken (‘Hier overheerst vaak de invloed van Raphael,
Rembrandt en Michelangelo’, zeiden Amerikaanse deskundigen tijdens een bezoek
aan Nederland in 1954).17 Een etalage diende louter een ‘verkoopinstrument’ te zijn
en hetzelfde gold voor de diverse uitstallingen in de winkel. Toch zouden Legerstee
en Ab nog fouten maken: naar het voorbeeld van de toonbankzaken ontwierpen zij
voor de winkel in Schiedam enkele piramides van artikelen, zonder te beseffen dat
de klant niet graag een fraaie stapel verstoort, in weerwil van alle cartoons die het
omgekeerde beweren. Verder was het van belang dat er een natuurlijke opeenvol
ging in de artikelen zat en dat zij zo massaal mogelijk werden uitgestald, waardoor
de suggestie van gevraagdheid ontstond. Ook moest ervoor worden gezorgd dat er
altijd voldoende voorraad aanwezig was, vanwege het merkwaardige verschijnsel
dat mensen in een winkel - thuis is het precies andersom! - niet graag het laatste
exemplaar van een artikel nemen.
Nadat de indeling van de winkel was bepaald moest de inventaris worden
aangeschaft. Legerstee en Ab wilden in een keer af van de oude en knusse kruide
nierswinkel met zijn houten schappen. Er moest een frisse, metalen inventaris
komen met verstelbare planken, waarop in een rail aan de voorzijde de prijzen in
plastic cijfertjes konden worden weergegeven. Na lang zoeken vonden zij in het
Engelse Bristol een fabrikant, Parnall, die de gewenste gondola’s en stellingen kon
leveren. Vervolgens werden bij dezelfde fabrikant - nieuw voor Nederland - twee
open Amerikaanse Hussmann-koelvitrines besteld voor boter, kaas en vleeswaren.
Overigens zouden kaas en vleeswaren voorlopig nog in bediening blijven, omdat
Legerstee en Ab niet geloofden dat deze artikelen in verpakte staat zouden worden
geaccepteerd. Hetzelfde was het geval met Boffie-koffie, al mochten de klanten die
zelf in een elektrische molen malen.
Bij de inventaris hoorden uiteraard mandjes en een winkelwagentje,- dat
samen met Tornado werd ontwikkeld. Verder waren er een tourniquet bij de ingang
126