de kruidenier altijd zijn autoriteit had verleend, juist moeilijker opgebracht wor
den. Veel kruideniers vreesden bovendien statusverlies. Zij hadden zich bekwaamd
in mondelinge verkoop en zouden nu moeten overstappen op visuele verkoop. Wat
moesten zijzelf doen terwijl de klanten door hun zaak wandelden? De geruststelling
van de zijde van de voorstanders dat de kruidenier die de klandizie het werk liet
opknappen, promoveerde van ‘verkoper tot koopman’, maakte weinig indruk.'0 De
jeu van het vak leek er af. Om op zelfbediening over te kunnen gaan moest men in
de avonduren en met behulp van het hele gezin allerlei produkten zelf gaan voor
verpakken, want de industrie deed dat nog nauwelijks. Zonder publiek, waarvoor
men de benodigde handelingen met enige sierlijkheid kon verrichten, was dit een
geestdodend karweitje.
Hier en daar leidde de polemiek tot openlijke conflicten. Zo was er een
grossier van de Spar in Hengelo die elke Sparwinkelier die op zelfbediening wilde
overschakelen, weigerde te bevoorraden. De grossier in kwestie meende zelfs dat hij
de handschoen tegen het zelfbedieningssyteem kon opnemen door een paar bedie-
ningszaken met een dubbel assortiment uit te rusten, verdeeld over twee toonban
ken, waarbij hij niet in de gaten scheen te hebben dat hierdoor de omzetsnelheid,
en dus het rendement, in die zaken belangrijk daalde." Dit waren dan ook achter
hoedegevechten, al waren zij afschrikwekkend genoeg.
Om niet al te drastisch van start te hoeven gaan, kozen sommige winke
liers voor een tussenoplossing: semi-zelfbediening. Daarvoor werden enkele gon
dola’s met voorverpakte artikelen opgesteld, waarvan de klant naar believen kon
nemen, maar het centrale punt in de winkel bleef de toonbank, waarachter de krui
denier nog diverse artikelen persoonlijk afwoog. Deze oplossing bleek echter een
zekere stap op weg naar een volledige zelfbediening. De kruidenier kon op deze
manier namelijk geen effectieve rationalisatie toepassen, terwijl de klanten elkaar
tussen de gondola’s en de toonbank voortdurend voor de voeten liepen: wat
bedoeld was als kostenverlagend werkte kostenverhogend, en vanwege de chaos in
de winkel vluchtten veel klanten naar elders. Ook werd er bij deze opzet nogal wat
gestolen.12
De keus was dus: bediening of zelfbediening. In 1950 en 1951 hadden zich
nog eens twaalf winkeliers van de voordelen van zelfbediening laten overtuigen,
onder wie Centra-kruidenier Dirk Kat uit Velzen die de originele benaming
‘Kijkgrijp’ had bedacht. Inmiddels was een internationale propaganda-beweging op
gang gekomen. De Migros-oprichter Duttweiler belegde met zijn stichting ‘lm
Grüene’ jaarlijks in Rüschlikon congressen over zelfbediening, waar menig kruide
nier en levensmiddelenpublicist uit Nederland naartoe trok. De Marshall-hulp -
althans de immateriële kant ervan: de studies naar efficiency-vergroting - verzorg-
BEDIEN UZELVE
121