de impuls-aankopen in een zelfbedieningswin-
van de totale omzet schatten.8 Geen welbespraak-
de Amerikaan Simon Goldman, die in 1934 had ontdekt dat klanten nooit meer
spullen plachten te kopen dan zij in hun mandje konden dragen - vandaar een
ruim wagentje.7 Door dit soort technieken, die bij Van Woerkom uiteraard nog in
zeer rudimentaire vorm aanwezig waren, kreeg de klant gelegenheid tot wat in de
literatuur impuls-aankopen was gaan heten. De klant liep door de winkel, bekeek
de artikelen en overwoog: dat en dat moet ik hebben en laat ik dit eens proberen.
Deze kracht bleek veel sterker te zijn dan het vroegere verkoopgesprek - volgens
Amerikaanse gegevens mocht men
kei op maar liefst veertig procent
te kruidenier kon daar tegen op.
Het succes van Van Woerkom maakte hem in de kruidenierswereld tot het gesprek
van de dag; er kwamen zelfs mensen uit het buitenland om zijn ‘wonder van
Nijmegen’ te aanschouwen. Veel navolging kreeg hij echter niet. In 1948 werd tij
dens De Damesbeurs in de Amsterdamse RAi nog door de Centra een voorbeeld-
winkel voor zelfbediening opgezet, waar het publiek weggesleept had wat het weg
kon slepen, maar dat was het voorlopig. Wel ontstond er een heftige polemiek,
waarbij de voorstanders van zelfbediening zich verenigden rond het Nederlandsch
Weekblad voor Kruidenierswaren, Conserven en Comestibeles en de tegenstanders
rond De Kruidenier, het orgaan van de katholieke en christelijke kruideniersbon-
den.9 De voorstanders wezen op de bereikte resultaten bij Europese zelfbedienings-
zaken, die nagenoeg allemaal in dezelfde richting wezen als bij Van Woerkom: een
verdubbeling van de omzet bij gelijkblijvende kosten. Voor Nederland was een
extra argument het gebrek aan personeel en de geringe neiging tot dienstbaarheid
die jongeren na de oorlog bleken te bezitten, problemen waarop zelfbediening het
uitgelezen antwoord leek te geven. De tegenstanders brachten hier tegenin dat de
meeste winkels eenvoudig te klein waren om op zelfbediening over te kunnen scha
kelen, aangenomen dat de betrokken kruideniers het geld voor een compleet nieu
we inventaris zouden kunnen opbrengen. Ook hadden zij bezwaren tegen de ‘kilte’
van het Amerikaanse systeem, waardoor de gezellige sfeer in de winkels verdween
en eerbare pofklanten op slag zouden veranderen in ongewenste sujetten (‘zm de
klant wordt van zijn troon gestoten’). En ten slotte was er als troublerende factor
nog altijd de distributie, waardoor men nooit een volledig assortiment in zelfbedie
ning kon geven, wat trouwens bij Van Woerkom evenmin het geval was.
Afgezien van de materiële overwegingen - zelfbediening was inderdaad
een aangelegenheid voor winkeliers met enig kapitaal - speelde bij de aanvaarding
van het nieuwe systeem ook een mentaliteitskwestie. Om de pofklanten de wacht
aan te zeggen was moed nodig en die kon met het afschaffen van de toonbank, die
120