ger lijdzaam te wachten totdat de conversatie tussen de kruidenier en alle voor gaande klanten beëindigd was. Sterker nog, de klant bleef zelf ook bespaard van een dergelijke conversatie, die door de kruidenier toch altijd bedoeld was om de ver koop te bevorderen, met alle pijnlijkheden vandien. Als een klant bijvoorbeeld jam bestelde dan somde een doorsnee kruidenier alle soorten en kwaliteiten op, waarna de klant ten overstaan van eventuele wachtenden zijn keus moest uitspreken, ook als het de goedkoopste jam betrof. In plaats van dit alles kon een ieder bij Van Woerkom zonder op de vingers te worden gekeken door de winkel slenteren. De nabijheid van de artikelen wekte daarbij de indruk alsof men ze al min of meer bezat, een feit dat na de ellende van de oorlog bijzonder aansprak. Een verslaggeef ster van Margriet, op bezoek bij Van Woerkom, raakte dan ook door het dolle heen: ‘Je verkeert in een roes. Je voelt je heerseres over een klein koninkrijk. Nadat de eigenaar ons rondgeleid en het systeem van zelfbediening had uitgelegd, was ik ineens geen journaliste meer, maar alleen een vrouw. Ik moest en ik zou met zo’n mandje aan mijn arm langs de smakelijke uitstallingen lopen. Ik ben met een aktentas vol boodschappen weggegaan. Meer efficiënt boodschappen doen is vol gens mij niet mogelijk.’5 De reacties bij collega-kruideniers waren beduidend minder geestdriftig. ‘Van Woerkom is stapelgek’, was de opvatting van velen. En: ‘Voor Hollanders hoeft die poespas niet; we leven niet in Amerika’. Menigeen voorspelde zelfs dat Van Woerkom binnen een jaar failliet zou zijn. De collega-kruideniers vonden het ondenkbaar dat de klant zijn kredietmogelijkheid zou willen opgeven om zelf met boodschappen door de winkel te mogen sjouwen. Veel klanten (bij duurdere zaken was dat tachtig procent) verschenen trouwens nooit in de winkel maar lieten alles bezorgen; en zouden die mensen zich wel laten nat regenen om naar een zelfbedie- ningszaak te kunnen komen? Onuitgesproken bleef intussen de vrees van veel krui deniers dat zelfbediening nu juist dat middel ontkrachtte waarmee zij hun omzet het makkelijkst konden vergroten: het verkoopgesprek, dat de meesten nota bene pas kort hanteerden. Alle voorspellingen ten spijt: Van Woerkom raakte niet binnen een jaar failliet, hij wist zelfs zijn omzet bijna te verdubbelen terwijl zijn kosten gelijkble- ven. Dat lag deels aan een groei van het aantal klanten. Weliswaar waren enkelen van hen bij hem weggelopen, maar hij kreeg er veel jongeren voor terug.6 Waar de critici zich echter totaal op hadden verkeken, was de verkoopkracht die in het zelf- bedieningssysteem zelf zat. Van Woerkom kwam er bijvoorbeeld achter dat hij zijn artikelen niet kaarsrecht diende op te stellen, maar hier en daar een potje of een pak moest weghalen, zodat de mensen onbezwaard toetastten. Ook bestelde hij kort na de opening bij een smid een serie winkelwagentjes, naar het voorbeeld van BEDIEN UZELVE 119

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 124