den de supermarkten echter als voordeel dat men er alle etenswaren bij elkaar vond, zodat men in één keer klaar was: one-stop-shopping. De ketens begonnen dan ook vrij snel last te krijgen van de supermarkten en als eerste ging a&p om: vanaf 1936 bouwde het bedrijf zijn zestienduizend kleine kruidenierszaken om tot vijfdui zend supermarkten met zelfbediening. Tegen 1937 was de supermarkt als ‘een blijvende vernieuwing’ aanvaard.2 In dat jaar begonnen de efficiency-onderzoeken van het befaamde Super Market Institute en diende zich ook een tendens aan naar een fraaiere behuizing voor de supermarkten, waarin almaar meer artikelen onderdak vonden. Zo zette een zekere Andrew Williams in Oakland een monumentale supermarkt neer, met daarin een apotheek, een lunchroom, een slijterij, een bloemenkraam, een notenbar en een krantenkiosk - zaken die mettertijd tot de vaste uitrusting van bijna alle super markten in de Verenigde Staten zouden gaan behoren. Weer anderen begonnen met de verkoop van koelkasten, radio’s en mixers. De supermarkt, gestart als goed- koopte-argument, groeide zodoende uit tot symbool van Amerika’s welvaart en potentie. In Europa was deze ontwikkeling voor de Tweede Wereldoorlog vrijwel onopge merkt gebleven. Het grappige is dat Gerrit Heijn in 1936 een reis naar Amerika had gemaakt, waarbij hij ook de eerste supermarkten had bezocht. Gerrit was tijdens zijn reis leergierig genoeg geweest: hij kwam terug met de aanbeveling dat Albert Heijn meer verpakte artikelen moest gaan voeren en hij keek bij a&p een bestelsys teem af waardoor een magazijnbediende die langs de schappen liep nooit op zijn schreden hoefde terug te keren. Voor het overige was hij weinig onder de indruk. De supermarkten leken hem helemaal niets, wat enigszins begrijpelijk wordt als men bedenkt dat deze er toen voor een Europeaan buitengewoon ordinair uitza gen. Bovendien beschikten in Europa nog maar weinig mensen over een auto waar mee ze naar een supermarkt zouden kunnen gaan. Met zijn neus in de lucht concludeerde Gerrit dan ook: ‘Wat winkelexploitatie betreft en wat winst per filiaal betreft kan Amerika van Holland in het algemeen nog zeer veel leren. Ik ben over tuigd, dat wij met ons systeem op de juiste weg zijn...’3 Blijkbaar dachten meer mensen aan deze kant van de oceaan er zo over, want het zou tot halverwege de jaren vijftig (volgens sommigen zelfs tot de jaren zeventig) duren voordat hier op supermarkten gelijkende winkels verschenen. Iets anders lag het met een bepaald aspect ervan, dat voor Europeanen het meest ken merkende scheen en vaak zelfs als synoniem voor supermarkt werd gebruikt: zelf bediening (voor Amerikanen was dat de one-stop-shopping). In 1940 bevonden er zich welgeteld twee levensmiddelenzaken met zelfbediening in Europa: ‘Eklöh’ in BEDIEN UZELVE 117

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 122