men te verschaffen. Een kruidenier was Dijkstra dan ook beslist niet. Het bedrijf
sliep in en teerde uit. Op het moment dat Dijkstra naar een overnamepartner
begon te zoeken, bestond het bedrijf uit vier vervallen pakhuizen aan de
Haarlemmerhouttuinen plus 92 filialen, waarvan 65 in Amsterdam en de rest in een
cirkel daaromheen, die van Zeist tot Noordwijk reikte. Het ging daarbij om twee
soorten winkels: standaard- en kleine winkels. Beide hadden echter een zuigkracht
van niet meer dan een paar honderd meter; buurtzaakjes waren het, ook al waren
zij iets beter gesorteerd dan Simon de Wit.58
Omdat Albert Heijn slechts zestien vestigingen in Amsterdam telde, zag
Gerrit veel in een overname van Van Amerongen. Een moeilijkheid was dat ook
Unox en Van Nelle geïnteresseerd waren, maar Gerrit kende Dijkstra persoonlijk
en Albert Heijn leek op zijn beurt een attractieve partij voor Van Amerongen.59
Albert Heijn bezat immers een eigen import, was in een aantal segmenten de
‘koning van de beurs’ en genoot bij het publiek faam op het gebied van delicatessen
en vleeswaren. Toen Gerrit met een bevredigend bod kwam - 800.000 gulden voor
een geplaatst aandelenkapitaal van 200.000 gulden - had Dijkstra geen bedenkin
gen meer; in januari 1950 werd de overname beklonken.60
Om deze transactie te bekostigen deden Gerrit en Jan een onderhandse
emissie van zevenhonderd aandelen. Toen pas bezocht Gerrit de filialen van Van
Amerongen. Zijn bevindingen vielen niet mee. Het was de bedoeling dat Van
Amerongen als zelfstandige eenheid zou blijven voortbestaan, maar zowel de
bedrijfsvoering als de behuizing ervan bleken in een weinig verheffende staat te
verkeren. Alleen al op het vlak van reclame en klantenbinding viel er een enorme
achterstand weg te werken. Gerrit en de zijnen zagen de gang van zaken enige
maanden aan, en in augustus 1950 kwam een plan ter tafel om de in- en verkoop
van Van Amerongen in Zaandam te situeren. Het toeval wilde dat in januari daar
op het pand van de failliete rijstpellerij Mico NV aan de Oostzijde kon worden
gekocht, waardoor het Centraal Magazijn ruimte vrij kreeg.61 Na enig dralen
besloot men in augustus 1951 het kantoorpersoneel en het magazijn van Van
Amerongen te laten overkomen. Voortaan werd het bedrijf vanuit de gebouwen
van Albert Heijn bestuurd.
Nog steeds was het zo dat Van Amerongen als winkelketen levensvatbaar
werd geacht; er werden zelfs nog enkele filialen onder dat vignet geopend. Ook
deed men zijn best de uiterlijke zelfstandigheid van het bedrijf te bewaren, al moes
ten daarvoor capriolen worden uitgehaald met de bevoorrading (neutraal geschil
derde vrachtauto’s - zeer verdacht!) en de reclame (bewust afwijkende advertenties,
die daardoor juist sterk op die van Albert Heijn leken). Omdat de resultaten echter
beneden verwachting bleven, begon men zich af te vragen of de naam Van
AFBRAAK EN WEDEROPBOUW
I