TERUGGANG GROOTWINKELBEDRIJF
De sociale probemen die in het bedrijf speelden, kwamen op een uiterst ongelukkig
moment. De winst was weliswaar tijdens de oorlog en de jaren daarna nog bevredi
gend geweest - met een dal van 250.000 gulden in 1945 en een piek in 1947 van 1,2
miljoen gulden - maar over het geheel genomen was Albert Heijn er samen met de
andere filiaalbedrijven in de branche op achteruit gegaan. In 1940 bedroeg het aan
deel van alle grootwinkelbedrijven naar schatting 25 procent van de omzet in krui
denierswaren, in 1943 was dat 12 procent en in 1949 nog steeds slechts 14 procent.
De grote winnaars bleken de kleine zelfstandigen te zijn, die nu weer rond tachtig
procent van de totale kruideniersomzet voor hun rekening namen.33
Deze verschuiving had een reeks van oorzaken. De distributie had het
grootwinkelbedrijf zijn belangrijkste strijdmiddel, lagere prijzen, ontnomen. Bij de
algehele schaarste telden ook niet langer de efficiënte verkoopmethoden, de recla
metechniek en de plezierige en geschoolde bejegening van de filiaalwinkels, want
het publiek kocht eenvoudig alles wat in voorraad was. Maar juist wat die voorra
den betreft hadden de grootwinkelbedrijven het lastiger, omdat de transportmid
delen gebrekkig waren en de wegen slecht, terwijl zij lange afstanden moesten
overbruggen. Omgekeerd gold dit ook voor het publiek: de trekkracht van de door
gaans in de centra gelegen filiaalbedrijven nam af vanwege beroerd schoeisel, gesto
len fietsen en opgeheven tram- en busverbindingen.
Hierbij kwam dat sommige traditionele nadelen van het kleinbedrijf
opeens in voordelen verkeerden. De minieme bestellingen die dit bedrijf placht te
doen, waren voor de fabrikanten makkelijker te vervullen dan de kolossale orders
van de grootwinkelbedrijven. Zelfs de te grote voorraden die het kleinbedrijf tradi
tioneel aanhield hadden nu zin, terwijl de geringe administratieve controle de
mogelijkheid bood om duchtig te rommelen. Een ander punt was dat distributie-
goederen door het publiek contant moesten worden betaald, zodat de financiële
armslag van het kleinbedrijf breder werd.34
Maar er waren ook veranderingen die de positie van het kleinbedrijf
structureel verbeterden. De Vestigingswet had de toevloed van beunhazen geremd
en het Centraal Distributie Kantoor had nog eens een sanering onder de allerklein
ste winkels doorgevoerd door hun geen codenummer te verschaffen en aldus van
de levensmiddelenvoorziening uit te schakelen. Het Besluit Algemeen Vestigings
verbod Kleinbedrijf van 1941 bleef van kracht tot medio 1949, zodat er nauwelijks
nieuwe winkels bijkwamen. Sinds de invoering van de Vestigingswet was het aantal
zelfstandige kruideniers verminderd van ongeveer 36.000 tot 25.000, terwijl de
Nederlandse bevolking tussentijds was gegroeid van 8,5 naar 10 miljoen.35
104