rend over een tekort aan goede vakmensen, gevolg van de steeds hardere lokroep die van het kantoorleven uitging.28 Ook had zich tijdens de oorlog al een verminderen de discipline geopenbaard, wat nadien nog eens versterkt werd door een hevig idealisme. Dit idealisme sprak met name uit de opkomst van de vakbeweging. Tot dusver werd het door de bedrijfsleiding niet op prijs gesteld als een arbeider lid was van een vakbond; anders geformuleerd: de vakbonden werden buiten de deur gehouden. Noodgedwongen moest men hierop terugkomen. Een van de aanleidin gen daartoe was een incident rond filiaalhouder Frans Hali, die ongevraagd voor zitter werd van de zojuist opgerichte Bond van Filiaalhouders in het Levens- middelenbedrijf. De directie probeerde hem te laten kiezen tussen zijn functie bij Albert Heijn en het voorzitterschap van de Bond, maar kreeg meteen de hele Bond over zich heen.29 Sindsdien stond het een ieder vrij om zich te organiseren, maar het bleek dat er voor de jarenlange bevoogding die had plaatsgevonden een tol moest worden betaald. Gematigde vakverenigingen als het NW en het CNV, die samen met de werkgevers in de Stichting van de Arbeid aan de wederopbouw sleutelden, hadden onder het personeel nooit een aanhang kunnen verwerven. In plaats daarvan bekeerden veel arbeiders zich nu tot de Eenheidsvakcentrale van de CPN, een partij die veel prestige genoot vanwege haar verzetswerk. De Eenheidsvakcentrale hield zich echter afzijdig van de Stichting van de Arbeid en weigerde zich neer te leggen bij de geleide loonpolitiek die daar was afgesproken. Het is een wonder dat het nog vrij lang goed bleef gaan aan de Oostzijde. Dat lag in de eerste plaats aan de inhaalslag die Jan en Gerrit lieten uitvoe ren. Er moest op de kortst mogelijke termijn een ‘modern fabrieksbeheer’ komen, waarvoor een externe man werd aangetrokken, ir. Nico Daamen. Als een van zijn eerste daden richtte Daamen een afdeling Arbeidsstudie op om tijdmetingen te ver richten en preciese werkvoorschriften te formuleren. Daarnaast maakte Daamen zich samen met de chef van de sociale dienst, Henk Engel, vertrouwd met de zoge naamde human relations-aanpak, die in de jaren dertig in de Verenigde Staten was ontstaan als aanvulling op het rationalisatiestreven. Direct na de oorlog hadden bedrijven als Philips, Unilever en de Staatsmijnen de aanpak naar Nederland gehaald, en Albert Heijn haakte daar nu als eerste winkelbedrijf op in. De grondgedachte van human relations was: Business without cooperation is like sound without harmony. Een keur aan vernieuwingen volgde hieruit. De afde lingschefs kregen vanaf juni 1947 zogenaamde bedrijfskadertrainingen, die er op gericht waren een prettige en stimulerende sfeer op de werkvloer te krijgen. Voor aankomende vaklieden werd de mogelijkheid geopend tot een Training within AFBRAAK EN WEDEROPBOUW 1O1

Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen | 1996 | | pagina 106