liebedrijf. Alleen al vanwege de huidige schaal moesten wij naar een strakke lijnorganisatie toe, waarin de filiaalhouders meer bevoegdheden kregen en direct op hun verantwoordelijkheden werden aangesproken. Een chef van een bedieningszaak kun je administratief nog elke dag op zijn staart zitten, bij een bedrijfslei der van een supermarkt heeft dat geen zin. En ook al zou je het kunnen, dan moet je het niet willen. Niemand is bereid zich voor honderd procent in te zetten als hij slechts opdrachten mag uitvoe ren. Voor ons als top waren dit ingrijpende veranderingen. Sinds de zelfbediening en de supermarkt waren geïntroduceerd was de levensmiddelenhandel aan een tweede revolutie bezig (de eerste was rond de ketenbedrijven en de slogan ‘grote omzet, kleine winst’). In de vakbladen en bij het Amerikaanse Supermarket Institute werden voortdurend nieuwe consequenties van die revo lutie besproken. En toch was in de woorden van Peter F. Drucker de distributie‘Economy’s Dark Continent’. Terwijl vijftig procent van de consumentenprijs werd bepaald door de distributiekosten, wis ten wij volgens Drucker evenveel van de distributie als Napoleon van de binnenlanden van Afrika. Daarom sloten wij ons als Albert Heijn-directie vanaf maart i960 regelmatig een middag op in hotel Duin en Kruidberg om een ‘d en K-vergadering’ (denkvergade- ring) te houden. We merkten daar dat het kruidenierschap niet langer een serie kundigheden was, maar een echt vak, waarin je zowel specialisten als generalisten nodig had. Trujillo had als slogan geuit: ‘No parking, no business’. Volgens hem was de toekomst aan grote supermarkten met een eigen par keerterrein. Wij waren tot die tijd gespitst geweest op een ‘Kalver- straat-effect’we wilden winkels waar de mensen zo naar binnen konden lopen. Dat de klanten in de binnenstad niet eens hun fiets behoorlijk konden stallen, namen we voor lief, net als het gegeven dat daar doorgaans slechts kleinere panden te krijgen waren. Met 97

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 99