95 ses van kandidaten, van wie ik er dan minstens twee gepresenteerd kreeg, want uit één iemand kun je niet kiezen. Een sollicatiegesprek ging ik zo open mogelijk in. Ik kan slecht tegen geouwehoer en pompeus gedoe en ben evenmin een liefhebber van uitwaaierende horecasnorren en geblokte Bruintje Beer-pakken. Maar het gaat erom voor welke post iemand komt en als hij er raar uitziet kun je je hoogstens afvragen wat hij daarmee wil bewijzen. Mij benieuw de vooral wat een sollicitant van mij wilde weten, zodat ik een idee kreeg wat hij belangrijk vond. In een kruideniersbedrijf kun je geen mensen hebben die alleen in technische of materiële aspecten geïnteresseerd zijn. Bij luchtvaartmaatschappijen kom je lieden tegen die eigenlijk alleen willen vliegen; de klanten zijn er slechts om dat mogelijk te maken. En automatiseringsbedrijven zeggen wel altijd dat ze precies doen wat de klant wil, alleen: de klant weet niet wat hij wil, en daarom mislukken zoveel automatiserings projecten. Een kruidenier moet, aldus Duttweiler, ‘der Mensch im Mittelpunkt’ hebben. Dat veronderstelt tevens een zekere graad van fatsoen; ik knap echt af op mensen die bij een begroe ting ‘hallo’ zeggen en bij het afscheid ‘doei’, ook al is ‘doei’ een Zaanse bijdrage aan onze huidige omgangsvormen. Een van de eerste sollicitatiegesprekken die ik had, was meteen het moeilijkste. Elenk Engel tipte mij als persoonlijk assistent Hans van Meer, die bij de voorloper van het v n o zat te kniezen omdat hij ten onrechte van fraude was beschuldigd. Van Meer had door die kwestie een behoorlijke ‘chip on his shoulder’ en zijn normale gezichtsuitdrukking was chagrijnig, wat nog werd versterkt door een zware hoornen bril. Maar als je lang naar hem keek had hij ook iets ontwapenends, juist vanwege zijn lichtgeraaktheid. Hij had in de oorlog in Joegoslavië met Tito tegen de Duitsers gevochten en kende eigenlijk geen vrees of stress. Daarbij liep hij altijd harder dan zijn baas en was hij geboeid door organisatievraagstukken. Zo’n man hadden wij toen niet, en ik loof nog altijd de dag dat we hem hebben aangenomen. Van Meer zou samen met Wimab Eggers als zuurdesem binnen ons bedrijf gaan fungeren. Net als Wimab moest hij niets hebben van de rariteiten die binnen een familiebedrijf heersen. Maar waar Eggers met argumenten kwam,

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 97