93 zien te klaren, en dat lukte in eerste instantie niet. Schuddeboom kwam uit een nette Zaanse familie en was technisch gesproken een goede directeur, maar hij gedroeg zich tegenover de werknemers in de fabriek zo dictatoriaal dat iemand al eens had geprobeerd iets op zijn kop te laten vallen terwijl hij door een hal liep. Praten met Schuddeboom had geen zin, omdat hij een echte oom-Gerrit-man was, van wie er destijds meer waren. Oom Gerrit had aanvankelijk zoveel argwaan tegen mij dat hij vertrouwelingen op het hart druk te: “Luister niet naar mijn neef, want die begrijpt er niets van.” Ik wist destijds niet waaraan ik dat te danken had, al ervoer ik wel een groot verschil tussen hem en mij. Oom Gerrit was een winkelman, ik een klantenman. Hij verweet mij dat ik weinig van producten wist, maar hij hield zich zelden met de positie van het bedrijf bezig. Nadat de ondernemingsraad en personeelsman Henk Engel, inmiddels schoonvader van mijn broer Gerrit Jan, bij mij waren komen klagen, kreeg ik het idee een assistent naast Schuddeboom te zetten. Dat werd mijn oude vriend Wimab Eggers, die als Delfts ingenieur werkzaam was bij Hille’s Beschuitfabriek, waar zijn vader directeur was. Wimab was een kleine, pezige man, een wetenschapper bij wie je niet moest aankomen met onbewezen stellingen en opmerkingen als ‘zo-doen-we-het-hier-nu-eenmaal’. Wimab bleef altijd rustig, maar je waagde het niet je zin door te drukken. Het botste dan ook snel met Schuddeboom. Er zat voor mij niets anders op dan de laatste aan te raden elders een baan te zoeken. Legerstee en Ligtenstein waren boos over mijn handelwij ze en beklaagden zich bij oom Gerrit. Ik werd door de raad van bestuur op het matje geroepen, maar stelde ter plekke de porte- feuillekwestie. Ik zei: “Jullie hebben mij president-directeur van Albert Heijn gemaakt en in die functie schop ik Schuddeboom eruit.” Hoewel hij anders altijd klaarstond met cynisch commen taar respecteerde oom Gerrit mijn beslissing, maar ik had wel het zaad voor een volgende confrontatie gezaaid.

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 95