78
I
geen klant uit wegkregen. Gedeeltelijk had dit te maken met de ver
zuiling die tot in de jaren zestig standhield: De Gruyter was een
katholiek bedrijf en liet dat ook weten. Toch moest er meer aan de
hand zijn. Wij hadden sinds jaar en dag als vast beleid om tien pro
cent onder het prijsniveau van De Gruyter te gaan zitten, omdat zij
de regel hadden dat je tien procent korting kreeg als je voor min
stens tien gulden aan betaalde kassabonnen inleverde. Dat we ons
daardoor voortdurend met De Gruyter bezig moesten houden,
irriteerde behoorlijk, mag ik wel zeggen, te meer daar we uit onder
linge prijsvergelijkingen nooit als gunstigste uit de bus kwamen.
De Gruyter had namelijk een heel klein assortiment, nog niet de
helft van het onze, omdat ze geen artikelen van anderen verkoch
ten. Ze zeiden gewoon tegen de klant: “Als je mijn spullen niet wilt,
dan donder je maar op.” En om een of andere reden namen de
klanten daar genoegen mee.
De Vries kwam er samen met mijn medewerker Cor Govers ach
ter dat het geheim van De Gruyter zat in de spaarmogelijkheid die
met hun tien-procentsregel werd geboden. Wij vonden dat sys
teem niet fraai, want er werd geen rente uitgekeerd over het bedrag
dat je onvrijwillig gespaard had. Maar, zo bleek, in die tijd hielden
de meeste mensen te weinig geld over om op de bank te kunnen
zetten, zodat ze de spaarmogelijkheid van De Gruyter al heel wat
vonden. Op die manier konden ze uit een krappe beurs geld reser
veren voor een fiets, een jurk of een paar schoenen.
Wij moesten met iets beters op de proppen komen, volgens De
Vries. Hij dacht eerst aan klantenaandelen a la Duttweiler, maar we
durfden dat niet aan vanwege de koersverschillen: het zou kunnen
voorkomen dat de klanten voor onze artikelen meer moesten beta
len en dat, terwijl hun aandelen tegelijkertijd minder waard wer
den. De Vries ontwierp daarom de ah-klantenobligaties en ah-
spaarobligaties. Beide waren gebaseerd op zuiver sparen: je kon bij
elke gulden aan boodschappen een spaarzegel van tien cent kopen
en bij 49 gulden aan spaarzegels zette Albert Heijn er eerst één gul
den en later drie gulden op. Als de klant wilde dan werd dat uitbe
taald, zoniet dan kreeg hij een klantenobligatie die jaarlijks vier
procent plus winstdeling deed of een spaarobligatie met rente op
rente.
-