74 dat we bestaansrecht hadden. Het was tekenend voor Albert Heijn dat Vethaaks opmerking niet als een brutaliteit werd opgevat, maar serieus werd genomen. Iedereen raakte ervan overtuigd dat we in de aanval moesten gaan. En godzijdank stond er ook een jongere generatie van onderdirecteuren klaar om daarmee te beginnen, te weten Jo Legerstee (verkoop), Piet Ligtenstein (inkoop), Frans Schuddeboom (administratie) en ir. Nico Daamen (productie). Ikzelf hoorde daar nog niet bij, maar mijn kansen keerden onverwacht. Nico Daamen, die al wat ouder was, begon zich steeds meer te storen aan het wispelturige optreden van oom Gerrit. Het kwam tot een uitbarsting toen Daamen bij de Zeeuwse waters noodramp in 1953 de winkels in de buurt spontaan hulp had laten geven, waar oom Gerrit hem om had uitgefoeterd. Daamen bood ter plekke zijn ontslag aan, wat in ons bedrijf nooit was voorgeko men. Enfin, per 15 augustus 1954 werd Schuddeboom op de pro ductiebedrijven gezet en kwam ik in de onderdirectie op algemene zaken. Ik was op dat moment 27 jaar en had nog een heel leven voor de boeg. Als jonge onderdirectie trokken we ten strijde, en wel over het hele front. Het is achteraf ongelooflijk wat we allemaal overhoop haal den. In 1954 werd de eerste welvaartsloonronde gehouden en wij sprongen daarop in door ons assortiment te vergroten. Daar was ook aanleiding toe, want de industrie begon er een gewoonte van te maken steeds nieuwe artikelen te lanceren. Denk aan de gevulde melkchocolade van Mars, die een revolutie binnen de snoepwereld betekende. Denk aan artikelen met een ingebouwd dienstmeisje, zoals voorgekookte rijst, oploskoffie en de babyvoeding van Nutri- cia. Denk aan de hapklare brokken voor honden en katten, en aan bier en gazeuselimonade voor thuisgebruik. We vonden dat Albert Heijn dit allemaal moest aanbieden. Wij wilden de klant voorgaan op het pad van toenemende welvaart, dat Nederland in 1954 insloeg.

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 76