73
litiek ingevoerd, samen met een strak prijsbeleid, wat maakte dat
de koopkracht bij het publiek laag bleef en je sommige prijsverho
gingen van leveranciers niet mocht doorberekenen. Als groot
winkelbedrijf werden wij extra beknot door de bouwstops die
de regering invoerde, opdat er zoveel mogelijk bouwcapaciteit
beschikbaar bleef voor de bestrijding van de woningnood. En dan
waren er allerlei wetjes die bedoeld leken om het grootwinkelbe
drijf te jennen, zoals de verplichte Middag- en Vakantiesluitings-
wet van 1951, waarover wij heel vaak met justitie in de clinch heb
ben gelegen. In sommige steden hebben wij jarenlang onze winkels
een week of langer dicht moeten houden, om de kleine kruidenier
de gelegenheid te geven hetzelfde te doen en een reisje langs de Rijn
te gaan maken...
Vrijwillige organisaties als de Spar en Centra hadden van dit
alles minder last. Omdat zij de voordelen van grootschaligheid
konden koppelen aan die van kleinschaligheid namen zij een enor
me vlucht. Op papier leken zij zelfs sterker dan wij. Onder de
grootwinkelbedrijven deed De Gruyter het nog wel goed, vooral
toen zij in 1949 met het befaamde Snoepje-van-de-Week begon
nen. En verder had je enkele grootwinkelbedrijven in opkomst,
zoals Dirk van den Broek en Jac. Hermans, die met succes een heel
beperkt assortiment voerden. De rest presteerde matig tot zwak;
wij ook. Wij hadden het voordeel dat we in januari 1950 nog een
ander grootwinkelbedrijf, Van Amerongen, hadden kunnen over
nemen, al was dat niet veel soeps. Van Amerongen telde zo’n
negentig bedompte buurtwinkeltjes in Amsterdam en omstreken.
Omdat wij in Amsterdam niet sterk waren, was het geen slechte
deal, maar we kwamen er snel achter dat de zestig winkels die te
redden waren, beter omgezet konden worden in Albert Heijns, wat
in 1953 gebeurde.
In de top van ons bedrijf was men dan ook ontevreden over de
gang van zaken. J.W. de Vries liet regelmatig weten dat wij onze
voorsprong uit de jaren dertig waren kwijtgeraakt en zijn assistent
Dirk Vethaak, in het laatste oorlogsjaar ondercommandant van de
Binnenlandse Strijdkrachten, verkondigde zelfs dat we alleen onze
economische positie aan het verdedigen waren en niet aantoonden