a
rosserie. Er reden er nog geen tien van in Nederland en dat was wel
te begrijpen: onze VandenPlas remde verdomd slecht, we hebben
er drie keer mee tegen een muurtje aan gezeten. Je kunt beter
gewone auto’s nemen. Dat is je in Nederland trouwens geraden
ook. Als in Engeland lord Sainsbury van de gelijknamige winkelke
ten in een Rolls Royce rondrijdt, vindt iedereen dat heel gewoon,
maar als ik hetzelfde in Nederland zou doen, zouden de mensen
zeggen: “Daar gaan mijn centen!”
Waarom vertel ik dit allemaal? Ik heb eens bij John Updike gele
zen dat mensen in de jaren vijftig bevangen zijn geweest door
gevoelens van schuld en dankbaarheid. Het eerste heeft te maken
met het slechte geweten dat de Duitsers het Westen tijdens de
Tweede Wereldoorlog hebben bezorgd, wat daarna nog eens ver
sterkt werd door ons eigen ongelukkige optreden tijdens de deko
lonisatie. Tegelijk, en daaruit komt die dankbaarheid voort, waren
we er nog. En we hadden een duidelijk doel: welvaart voor ieder
een, ongeacht klasse of aanleg, zodat we het ideaal van het ‘Vrije
Westen’ werkelijk konden waarmaken. Wij hadden daarom weinig
kapsones. We wilden gewoon zijn, makkelijk, aardig, zij het wel op
basis van onderling respect en fatsoen. In onze behoefte aan ge
woonheid gingen wij niet zo ver als vandaag, want ziekte en dood
verbloemden wij, en we waren ook niet goed in het uiten van diepe
emoties. Maar onze behoefte aan aardigheid was welgemeend. We
zaten in hemdsmouwen op kantoor als het warm was, we luister
den naar het BBC-Light Program, we keken naar de films van
Doris Day en lazen de columns van Godfried Bomans. Intussen
was het moeilijk genoeg om die wereld te vestigen.
Met de zelfbediening hadden we als bedrijf een stap in de goede
richting gezet, al waren we er nog lang niet. Zoals gezegd was het
grootwinkelbedrijf in de oorlog danig verzwakt en dat werd in de
eerste jaren daarna niet beter. De distributie was in 1952 voorbij,
maar in het kader van de wederopbouw werd een geleide loonpo-
72