een Nederlandse fabrikant, maar die bleek een te kleine compres sor te gebruiken, waardoor er een ongelijke temperatuur in de vitrine ontstond en alles uitdroogde. Inmiddels waren we een geschikt pand op het spoor gekomen. Een kruidenierswinkel van honderd vierkante meter was toen al een knappe zaak, maar wij zochten er een van driehonderd vier kante meter. We vonden die aan de Oranjestraat in Schiedam, wat des te aardiger was, want wij hadden in Rotterdam en omstreken nauwelijks een naam; het was allemaal De Gruyter wat daar de klok sloeg. Legerstee en ik gingen aan het experimenteren. We maakten een schaalmodel en probeerden met twee lopende vin gers uit te vissen wat de beste routing en schapindeling was. Wisten wij veel? Moesten we de klanten linksom of rechtsom leiden? En konden we de dagelijkse benodigdheden beter aan het begin of aan het einde van de winkel plaatsen? Gelukkig was er al wat buiten landse literatuur voorhanden. Een belangrijke les daaruit was dat we geen fantastische opstellingen mochten maken (wat we natuur lijk toch deden) en dat we zo veel mogelijk eenheden van een arti kel moesten neerzetten, zodat het publiek dacht het veelgevraagd was. Het moeilijkst was misschien de ingebouwde slordigheid die het systeem vroeg. Elke kruidenier is geneigd tot ordentelijkheid; dat staat niet alleen netter maar werkt ook makkelijker. Bij de zelf bediening moesten we daarentegen de artikelen losjes presenteren, want klanten verstoren niet graag een fraaie stapel of een onge schonden rij - niet voor niets bestaan er veel getekende moppen waarin dat wel gebeurt. De verpakking van de artikelen was een volgend chapiter. Wat hebben we daar problemen mee gehad. We hadden voor de zelfbe diening zo’n duizend artikelen in ons hoofd. Ruim tweehonderd daarvan waren nog steeds onverpakt en gingen over de weegschaal de winkel uit. Wij meenden dat de fabrikanten wel interesse zou den hebben om hun eigen artikelen te verpakken. Bij Verkade, Wessanen en anderen zei men echter: “Neuh.” Wij vroegen of ze hun artikelen dan misschien zonder de gebruikelijke blikken en dozen konden leveren, opdat wij ze niet eerst uit hoefden te pakken om ze vervolgens weer in te pakken, maar het antwoord bleef: 65

Albert Heijn - De memoires van een optimist | 1997 | | pagina 67