dag kwamen we voor een borrel bijeen in het Vooronder, waar oom
Gerrit met gekke verhalen commentaar leverde op de gebeurtenis
sen van de afgelopen week. Stof voor die verhalen was er genoeg.
Omdat het bedrijf nogal groeide, werd het hoofdkantoor om de
haverklap verbouwd; het leek wel alsof ergens een ‘Stichting tot
Instandhouding van Continue Verbouwingen aan het a h -Hoofd
kantoor’ bestond. Al dit getimmer en gemetsel gaf aan dat we in
een overgangsperiode zaten, waarin een hoop te lachen viel maar
ook zorgelijke dingen gebeurden. Oude verhoudingen werden op
de proef gesteld.
Zo was Albert Heijn, net voordat Herma en ik in het huwelijk tra
den, met de eerste en enige staking in zijn geschiedenis geconfron
teerd. Mijn vader en oom hadden in de fabriek jaren lang de vak
bonden buiten de deur weten te houden, maar in de sfeer van
doorbraak die na de oorlog heerste kon dat niet langer. Ze betaal
den voor hun bevoogding een hoge prijs: niet het constructieve
nvv of cnv kreeg binding met de arbeiders maar de communisti
sche Eenheidsvakcentrale. Gelukkig waren er tijdig maatregelen
genomen om het werkklimaat in de fabriek te verbeteren. Ir. Nico
Daamen, de directeur van de Oostzijde, had samen met zijn perso
neelschef Henk Engel (de latere schoonvader van mijn broer Ger
rit Jan), de ‘human relations-approach’ geïntroduceerd, tegelijk
met Philips en Hoogovens. Langs deze weg waren zaken als kader-
trainingen, werkclassificatie, een ideeënbus, een personeelsblad en
een gekozen Bedrijfskern binnen het bedrijf gekomen, die toen
behoorlijk vooruitstrevend waren. De mensen van de Eenheids
vakcentrale hadden daardoor niet veel op ons aan te merken, maar
zoals dat vaker gaat: ze kozen juist een progressief (en dus ontvan
kelijk) bedrijf uit als speerpunt van hun acties. Dat die acties niets
met ons te maken hadden, kon hen weinig schelen.
De Eenheidsvakcentrale ijverde op landelijk niveau voor een
loonsverhoging van tien procent, terwijl delegaties van werkgevers
6o