59
instantie tot niet meer dan de onderste sport op de hiërarchische
ladder. Men zat niet op mij te wachten. Ik werd toegevoegd aan de
administratieve sector om prijscalculaties te maken en had verder
niets in te brengen. De sfeer op kantoor werd bepaald door mensen
van middelbare leeftijd, die zich volgens de mores van die dagen
ook nog eens ouwelijk gedroegen. Mijn vader en oom tutoyeerden
elkaar natuurlijk, maar hun adjunct-directielid, accountant J.W. de
Vries, noemden ze steevast “meneer De Vries”, hoewel hij even oud
was als zij. Alleen verkoopdirecteur Dirk ter Wee werd met zijn
voornaam aangesproken, omdat hij bij oom Gerrit in de klas had
gezeten. Verder had je “meneer” Maurits Ligtenstein, de inkoper,
die in de oorlog vanwege zijn joodse komaf ondergedoken had
gezeten en nu mocht doorwerken om zijn pensioen aan te vullen;
en “meneer” mr. dr. Piet Bomli, de bedrijfsjurist. De laatste leek
helemaal iemand van vóór de oprichting. Bomli was geen kruide
nier, maar een geleerde, die een proefschrift had geschreven over
de oliekwestie in de Iraakse stad Mosad, en hij zat namens Albert
Heijn in tal van besturen, waarbij hij zeer diplomatiek te werk kon
gaan: hij zag eruit alsof hij ook aan de binnenkant was gestreken.
Oom Gerrit was in dit gezelschap de onbetwiste leider. Hij
resideerde in een kamer die wij het Vooronder noemden en van-
daaruit bestierde hij het bedrijf met de tentakels van een inktvis.
Hij deed dat steeds in eigen persoon, want een secretaresse meen
de hij niet nodig te hebben en iets als lijnmanagement was hem
onbekend. Voor hem gold het woord van Goethe: Wo man es greift
ist es interessant! Het was inderdaad of de duvel ermee speelde:
alles wat hij aanraakte, vertoonde mankementen. Dit moedigde
hem aan om steeds organisatorische grenzen te overschrijden; hij
bemoeide zich net zo makkelijk met een chauffeur van Sterovita als
met een winkelchef in Assen. Zijn waarnemingen en bevelen legde
hij daarbij vast op losse velletjes papier. Voor mij, die op Nijenrode
het vak organisatiekunde had gekregen, was zijn manier van doen
ongelooflijk - al nam ik direct zijn gewoonte over om op losse vel
letjes notities te maken. Napoleon werkte immers ook zo, heb ik
me laten vertellen.
Met dat al was het leven op kantoor niet saai. Elke vrijdagmid-